De vergeten tuin(177)
‘Ja, nu weet ik het weer. Zo is zij aan de tekeningen gekomen. Dus hoe wist je dat Clara belangstelling voor Nell had? Wat zei ze?’
Ruby hervatte haar inspectie van het fornuis en maakte het vuurpoortje open. ‘Ze zei dat er iets was waarover ze het met je wilde hebben. Iets wat haar moeder had verteld voordat ze stierf.’
Cassandra’s nekhaartjes gingen overeind staan. ‘Waar ging het over? Zei ze nog meer?’
‘Niet tegen mij, en maak je maar niet blij met een dooie mus. Gezien de eerbied die ze voor haar oude moeder had, kan het best zijn dat ze denkt dat je het wel leuk zult vinden om te horen dat de tijd die Mary op Blackhurst had gewerkt de mooiste tijd van haar leven was. Of dat Rose haar eens een compliment over het zilverpoetsen had gemaakt.’ Ruby deed het fornuisdeurtje dicht en keek Cassandra aan. ‘Dat fornuis werkt zeker niet meer?’
‘Jawel hoor. We konden onze ogen niet geloven.’
‘We?’
‘Christian en ik.’
‘Wie is Christian?’
Cassandra ging met haar vinger over de tafel en meed Ruby’s blik. ‘O, een vriend. Iemand die me helpt met de schoonmaak.’
Ruby’s wenkbrauwen gingen omhoog. ‘Een vriend, hè?’
‘Ja.’ Cassandra haalde haar schouders op en probeerde nonchalant te doen.
Ruby glimlachte veelbetekenend. ‘Prettig om vrienden te hebben.’ Ze liep naar het eind van de keuken, langs het raam met het kapotte ruitje naar het antieke spinnewiel. ‘Ik krijg hem zeker niet te zien?’ Ze draaide aan het wiel.
‘Pas op dat je niet in je vinger prikt,’ zei Cassandra.
‘Nee, stel je voor.’ Ruby gleed met haar vingers over het draaiwiel. ‘Ik wil niet de verantwoording dragen dat ik ons allebei voor honderd jaar in slaap laat brengen.’ Ze beet met twinkelende ogen op haar onderlip. ‘Hoewel het je vriend wel de kans zou geven ons te komen redden.’
Cassandra voelde haar wangen kleuren. Ze bleef nonchalant doen terwijl Ruby de balken van het plafond bekeek, de blauw-witte tegels om de haard en de brede vloerdelen. ‘En?’ vroeg Cassandra uiteindelijk. ‘Wat vind je ervan?’
Ruby draaide met haar ogen. ‘Zal ik je eens zeggen wat ik denk, Cass? Ik ben zo jaloers als een aap! Het is geweldig!’ Ze leunde tegen de tafel. ‘Ben je nog steeds van plan het te verkopen?’
‘Ja, ik denk het wel.’
‘Dan ben je sterker dan ik.’ Ruby schudde haar hoofd. ‘Ik zou er geen afstand van kunnen doen.’
Ergens uit het niets kwam opeens iets van bezitterstrots. Cassandra onderdrukte het. ‘Het zal wel moeten. Ik kan het niet zomaar aan zijn lot overlaten. Het onderhoud zou te veel worden, vooral als ik aan de andere kant van de wereld zit.’
‘Je zou het als vakantiehuisje kunnen aanhouden en het verhuren wanneer jij het niet gebruikt. Dan hebben we altijd onderdak als we behoefte hebben aan een plek aan zee.’ Ze lachte. ‘Dat wil zeggen, jíj hebt onderdak.’ Ze stootte Cassandra aan met haar schouder. ‘Kom op, laat eens zien wat er boven is. Ik wil wedden dat je helemaal tot de horizon kunt kijken.’
Cassandra ging voor het smalle trapje op. In de slaapkamer leunde Ruby tegen de vensterbank om over zee uit te kijken. ‘O, Cass,’ zei ze toen ze de schuimkoppen op de oppervlakte van de zee zag. ‘De mensen zouden in de rij staan om hier op vakantie te kunnen gaan. Het is onbedorven, dicht genoeg bij het dorp voor de boodschappen en ver genoeg voor je privacy. Het moet fantastisch zijn bij zonsondergang, en dan ’s nachts, wanneer de lichtjes van de vissersboten in de verte op zee als sterretjes fonkelen.’
Ruby’s opmerkingen wonden Cassandra op, maar joegen haar ook angst aan, want ze had woorden gegeven aan een heimelijk verlangen, een gevoel waarvan ze zich niet eens bewust was geweest tot het door iemand anders uitgesproken werd. Ze wilde het huisje inderdaad houden. In de tijd dat ze hier had gewerkt, had de sfeer van de plek zich van haar meester gemaakt. Dat was deels door de connectie met Nell, maar er was ook nog meer. Het gevoel dat alles in orde was, wanneer ze in het huisje en de tuin was. Alles was in orde, zowel met de buitenwereld als de binnenwereld. Voor het eerst in tien jaar voelde ze zich heel en sterk. Alsof de cirkel rond was, een gedachte zonder donkere randjes.
Ja, natuurlijk moest ze het verkopen. Iets anders zou roekeloos en dwaas zijn, nietwaar? En het was al zo lang geleden dat Cassandra iets dappers of onverwachts of vreemds had gedaan…
‘O, mijn god!’ Ruby draaide zich om en greep Cassandra bij haar pols.
‘Wat?’ Cassandra’s maag maakte een salto. ‘Wat is er?’
‘Ik kom net op een briljant idee.’ Ze slikte en maakte een handbeweging terwijl ze op adem kwam. ‘We gaan hier slapen,’ piepte ze uiteindelijk. ‘Jij en ik, vannacht, hier in het huisje!’