De vergeten tuin(173)
‘Je bent verrast door mijn uiterlijk, nicht,’ glimlachte Rose zodat haar jukbeenderen zich scherp aftekenden.
‘Helemaal niet,’ gooide Eliza eruit. ‘Natuurlijk niet, alleen, mijn gezicht…’
‘Ik ken je langer dan vandaag, Eliza van me. Het is niet erg. Ik ben niet lekker geweest en ben verzwakt, maar ik kom er wel weer bovenop, zoals altijd.’
Eliza knikte en voelde het warm achter haar ogen prikken.
Rose glimlachte, een glimlach die des te treuriger was omdat er een poging tot zekerheid in school. ‘Kom hier,’ gebaarde ze, ‘kom naast me zitten, Eliza. Ik wil mijn lieve nichtje naast me hebben. Weet je nog, toen je me voor het eerst naar de verborgen tuin bracht en we samen die appelboom hebben geplant?’
Eliza pakte Rose’ magere, koude hand. ‘Natuurlijk. En moet je die boom van ons nu toch eens zien, Rose.’ De jonge scheut had het zo naar zijn zin gehad dat de boomtakken inmiddels de bovenkant van de muur hadden bereikt. Dikke naakte takken hingen gracieus opzij en nieuwe, wilgendunne sprieten wezen naar de hemel.
‘Hij is prachtig,’ zei Rose melancholiek. ‘Te bedenken dat we hem alleen maar in de aarde hoefden te zetten en hijzelf precies wist hoe het verder moest.’
Eliza glimlachte vriendelijk. ‘Hij heeft alleen gedaan wat de natuur voor hem in petto had.’
Rose beet op haar lip, haar tanden lieten een rode plek achter. ‘Als ik hier zo zit, geloof ik bijna dat ik weer zeventien ben, vlak voor mijn reis naar New York. Vervuld van opwinding en blijde verwachting.’ Ze glimlachte naar Eliza. ‘Het lijkt wel een eeuwigheid geleden dat we hier zo samen hebben gezeten, alleen jij en ik, zoals we altijd deden toen we klein waren.’
Een golf nostalgie spoelde een jaar van afgunst en teleurstelling weg. Eliza pakte Rose’ hand stevig in de hare. ‘Dat is helemaal waar, nicht.’
‘Weet je nog die dag dat we naar de spelonk gingen?’
‘Een van de mooiste dagen.’
‘Je hebt nog wekenlang straf gekregen.’
‘Dat was het waard.’
‘We zijn er nooit meer terug geweest.’
‘Nee.’
Rose keek haar even van opzij aan. ‘Ben je ooit wel eens in je eentje gegaan, nicht?’
Eliza klemde Rose’ hand nog steviger vast. ‘Natuurlijk niet, Rose.’
‘Ik zou het je anders wel vergeven, hoor. Het is vast niet makkelijk voor je geweest, om al die jaren met een speelkameraadje als ik opgezadeld te zijn geweest.’
‘Ik heb je toen een belofte gedaan, Rose. Zo’n verbond zou ik niet verbreken.’
Rose knikte, maar keek Eliza niet aan. ‘Ik weet het, nicht,’ zei ze met haar ogen nog steeds op de verste muur van de tuin gericht. ‘Jij hebt altijd woord gehouden.’ Ze hoestte een beetje en haar frêle postuur schudde van de inspanning. Eliza wilde haar net een omslagdoek aanbieden, toen Rose weer sprak: ‘Ik vraag me af, heb je de laatste tijd nog nieuws van het huis gehoord?’
Eliza antwoordde behoedzaam, verbaasd over deze plotselinge wending in het gesprek. ‘Ik heb Mary gesproken.’
‘Dan weet je het dus.’ Rose keek Eliza aan en bleef haar aankijken voordat ze treurig haar hoofd schudde. ‘Ze liet me geen keus, nicht. Ik begrijp dat jullie elkaar graag mochten, maar het was ondenkbaar dat ze in haar omstandigheden op Blackhurst kon blijven. Dat begrijp je toch wel?’
‘Ze is een goed en trouw persoon, Rose,’ zei Eliza vriendelijk. ‘Ze heeft onvoorzichtig gehandeld, dat zal ik niet ontkennen. Maar je kunt toch wel de hand over je hart halen? Ze heeft geen inkomen en de baby in haar buik zal behoeften hebben die zij moet vervullen. Denk alsjeblieft aan Mary, Rose. Stel je haar moeilijke situatie eens voor.’
‘Ik kan je verzekeren dat ik aan niets anders kan denken.’
‘Dan zul je misschien begrijpen…’
‘Eliza, heb jij ooit naar iets verlangd, iets wat je zo heel graag wilde, dat je niet zonder zou kunnen leven?’
Eliza dacht aan haar ingebeelde oceaanreis. Haar liefde voor Sammy. Haar behoefte aan Rose.
‘Ik wil meer dan wat ook een kind. Mijn hart hunkert ernaar en mijn armen ook. Soms voel ik het gewicht van het kind dat ik in mijn armen wil wiegen en dat warme hoofdje in mijn elleboog.’
‘En dat zal op een dag wel…’
‘Ja, ja. Op een dag.’ Rose’ flauwe glimlach rijmde niet met haar optimistische woorden. ‘Maar ik heb al zo lang geworsteld. Dertien maanden, Eliza. Dertien maanden en die hele weg lag bezaaid met teleurstelling en afwijzing. Nu zegt dokter Matthews dat mijn gezondheid het misschien laat afweten. Denk je eens in wat voor gevoel Mary’s geheimpje mij bezorgde. Dat zij per ongeluk precies datgene krijgt waar ik naar hunker. Dat zij, die helemaal niets te bieden heeft, datgene zal hebben wat mij, die alles heeft, wordt ontzegd. Nou, je begrijpt toch wel dat zoiets niet juist kan zijn? Zulke tegenstellingen kunnen toch niet Gods bedoeling zijn?’