De toneelclub(48)
‘Hoi Daniël, hier ben ik weer.’
Hij knikte.
‘Ik ben met de auto, met jouw auto. Fijn hoor, bedankt dat ik hem mag lenen.’
Hij knikte opnieuw heftig.
‘Zeg, ben je je tong verloren, of zo?’
‘Nee nee! Maar het is zo goed je weer te zien, ik wil er niets van missen. Alles in me opnemen, alles, dan kan ik weer dagen vooruit.’ Doordringend staarde hij haar aan.
‘O.’ Elin deed wat stappen achteruit en keek zogenaamd belangstellend naar het schilderij aan de muur. Niet bang zijn, zei ze in zichzelf. Hij is gek, maar kan je hier niets maken. Er is een verpleger in de kamer, je bent niet alleen. Denk na, waar ga je het over hebben? Toneel. Oké.
‘Hé, weet je nog dat we het zaterdag over dat toneelstuk hadden waar ik in speel?’
‘Ja, natuurlijk!’
‘Wil je me nog steeds helpen met de tekst?’
Hij knikte en stak zijn vinger in de lucht. Met een geheimzinnige blik liep hij achteruit naar het raam, schoof het gordijn opzij en haalde twee boeken tevoorschijn die hij op de vensterbank had verstopt. Trots hield hij ze omhoog. Griekse sagen en mythen, las Elin op het ene exemplaar en het andere was een dichtbundel van Shelley.
‘Uit onze bibliotheek!’
‘Wat goed!’ Elins blijdschap was slechts ten dele gespeeld. ‘Je hebt je voorbereid.’
‘Ja, ik heb Medusa bij Grieks gehad, maar het meeste was ik vergeten. Nu ben ik weer helemaal bij. En weet je wat zo leuk is?’
‘Nou?’
‘Ik heb ook een rol in jouw toneelstuk!’
‘Echt waar? Hoe dan?’
‘Nou, jij speelt Athena, en in de mythe van Medusa wordt Athena bijgestaan door Perseus. Ik ga jou nu helpen, dus ik ben jouw Perseus!’ Daniël lachte lang en hard.
Ongemakkelijk lachte Elin mee. ‘Natuurlijk! Leuk zeg.’
‘Dus, Athena, waar zullen we beginnen?’ vroeg Daniël.
Elin nam plaats in een van de fauteuils. ‘Ehm... eens kijken...’ zei ze, maar ze werd afgeleid door Daniëls blik. Met opgetrokken wenkbrauwen en grote ogen keek hij haar aan. Ze schrok ervan.
‘Wat is er?’
‘Perseus! “Ehm... eens kijken, Perseus” moet je zeggen. Dan is het pas echt!’
Met een theatraal gebaar sloeg Elin haar hand tegen haar voorhoofd. ‘O, wat dom van me, natuurlijk... Perseus.’
Daniël knikte tevreden en ging pal tegenover haar op de salontafel zitten. De boeken legde hij op haar schoot. Hij zat veel te dichtbij en ze moest zich bedwingen om niet op te springen en naar het andere eind van de kamer te lopen. Ze keek langs hem heen en concentreerde zich op het raam.
‘Onze regisseur vindt dat ik niet altijd even geloofwaardig overkom, weet je nog? Ik ken de tekst uit mijn hoofd, dus daar ligt het niet aan. Het heeft met inleven te maken, denk ik. Zo is er bijvoorbeeld een scène waarin ik in een spiegel moet zeggen dat ik Medusa ga vermoorden. En dat schijn ik niet helemaal geweldig te doen.’ Met een sip gezicht keek ze naar Daniël. ‘Heb jij daar ideeën over, Perseus?’
Daniël had serieus naar haar geluisterd. ‘Je inleven is niet moeilijk. Je karakter heeft zo veel kanten dat je van iedere persoonlijkheid wel iets in je draagt. Zo kan ik een kleine jongen zijn, maar ook een herrieschopper, een minnaar, een soldaat, een dienaar, noem maar op. De truc is om precies dat deeltje van jezelf aan te spreken dat je nodig hebt voor je rol en het naar buiten te laten komen.’
‘Wat weet je dat goed.’
‘Ja, soms doen we hier aan speltherapie en dan praten we over dit soort dingen. Dat je bestaat uit heel veel deeltjes en hoe je daaruit je beste zelf samenstelt.’ Hij trok een grimas en rolde met zijn ogen. ‘Te zweverig, als je het mij vraagt, maar goed, het komt nu wel van pas.’
Hij schoof wat naar achteren en schraapte zijn keel. ‘Zal ik eens wat proberen?’
Elin knikte en op slag zag ze Daniëls gezicht betrekken. Hij beet zijn kaken stevig op elkaar en trok zijn mond strak. Zijn ogen werden donker. Alsof hij in een spiegel keek, fixeerde hij zijn blik op een vast punt op de muur. Zijn hele houding kreeg iets onheilspellends, en Elin hield haar adem in.
‘En dan is het zover. De dag des oordeels is aangebroken. Vandaag neem ik, Perseus, het lot zijn werk uit handen, beslis ik over mijn leven en kies ik voor jouw dood. Medusa, met jouw schoonheid verberg je jouw verdorven ziel. Je ogen betoveren en je mond verleidt. Velen hebben in jou hun tragisch einde gevonden, maar dat stopt nu. Met mijn zwaard verlos ik de wereld van jouw bedrieglijke karakter. En omdat jou een hart ontbreekt dat ik doorklieven kan, scheid ik van jouw duivels lichaam jouw hoofd. Opdat jij jouw naasten en hen die jou vreemd zijn, nooit meer pijnigen zult.’