De toneelclub(52)
‘We mogen dus wel in de bieb en ook naar buiten, maar alleen hier op het terrein. En ik wil je juist mee naar huis nemen, want dan kan ik zeggen waarvoor ik je nodig heb.’
‘Kan dat niet hier?’ fluisterde Daniël.
Ze schudde haar hoofd. ‘Je moet mee, maar ik weet niet hoe.’
Samen liepen ze weer een rij verder, waar ze lukraak een boek uit het rek trokken om er quasi geïnteresseerd in te bladeren.
‘Kun je zondag weer komen?’ vroeg Daniël zacht.
‘Zondag? Hoezo?’
‘Dan is het hier rustig. Een groep gaat onder begeleiding op zondagochtend naar de kerkdienst in het dorp. Ik ga niet elke keer mee, dus het zal niet opvallen als ik nu ook hier blijf. Als we dan een wandeling over het terrein maken, moet het lukken in de auto te stappen.’
Dat was het. Simpel, maar doeltreffend. Het enige wat ze moest doen, was vooraf een wandeling aanvragen. Als het in het planboek stond, kon niemand er moeilijk over doen. Ze knikte naar Daniël en stak haar duim omhoog. Hij pakte haar hand en kneep erin, kon zijn geluk niet op. Zondag moest het gebeuren. Ze slikte, het kwam allemaal wel heel dichtbij.
51
Afscheid nemen zonder te zeggen dat je afscheid neemt, is niet makkelijk. Dat merkte Elin toen ze vrijdag op haar werk achter haar computer net deed of ze bezig was. Over een paar dagen zou alles anders zijn. Hoe wist ze niet, maar radicaal anders, dat was zeker. Dit was de laatste dag op haar werk, de laatste keer dat ze haar collega’s zag. Jammer, ze had het er naar haar zin gehad en ze was nieuwsgierig naar wat er met het bedrijf ging gebeuren. Over haar schouder zag ze Carolijn druk tikken op haar toetsenbord. Ze liep naar haar toe.
‘Hé, hoe gaat het?’
Carolijn keek op en lachte. ‘Goed! Met jou?’
‘Kan ik je even spreken?’
‘Huh?’
‘Buiten?’
Carolijn stond op en liep mee naar de parkeerplaats achter het kantoor. Daar keek ze Elin vragend aan.
‘Weet je al iets over de verkoop?’ begon Elin.
‘Eh... ja, er schijnt volgende week iemand te komen kijken. Dat heb ik in Johns agenda zien staan, maar verder weet ik niets. Hoezo?’
‘O... ik was benieuwd.’ Elin hield even stil, zocht naar woorden. Toen pakte ze Carolijn bij haar arm. ‘Niets vragen. Het is beter dat je niets weet. Ik wilde alleen zeggen: bedankt. Je bent een toffe collega. En je werkt veel te hard! Niet doen hoor, vooral niet voor zo iemand als John. Zorg goed voor jezelf.’
Carolijn kneep haar ogen samen. ‘Ga je weg?’
‘Ik kan er niets over zeggen. Sorry. Maar bedankt, oké?’
Carolijn knikte. De duizend vragen die op haar lippen brandden, slikte ze in. Samen liepen ze weer naar binnen, waar Carolijn aan haar bureau ging zitten en verder tikte, alsof er niets aan de hand was. Elin keek om zich heen, zag haar collega’s aan het werk, bellend, pratend en schrijvend en ze voelde dat ze er niet meer bij hoorde. Ze was hier klaar. Ze liep naar haar computer om die uit te zetten, maar bedacht zich en liet hem aan. Ook haar etui, de foto van haar en Pascalle, proostend met twee glazen champagne, en haar dropjespot liet ze staan. Ze trok haar jas van haar stoel en ging weg. Niemand zag haar gaan.
Onderweg naar huis stroomden de tranen over haar wangen. Ze was alleen, kon haar verhaal met niemand delen en dat deed pijn. ‘Kop op, Elin,’ zei ze hardop tegen zichzelf. ‘Dit is shit, maar je moet erdoorheen. Je neemt afscheid van je oude bestaan en dat is gewoon moeilijk. Maar hou vol, het komt goed. Je bent er bijna. Nog een paar dagen. En dan begin je met een nieuw leven, in de zon. Het komt goed, hou vol, hou vol.’ Als een mantra bleef ze die laatste zin herhalen, op het ritme van het rondtrappen van haar pedalen, tot ze thuis was en de tranen van haar wangen wreef. ‘Klaar! Nu naar boven en iets gezonds eten. Je moet sterk blijven, aan een slappe hap hebben we niets.’
In haar keuken sneed ze twee kiwi’s, een banaan en een appel in partjes. Toen ze voor het raam de partjes met een vork naar binnen prikte, zag ze op straat een auto met een aanhangwagen. Rogier tilde met de man die ze herkende van de foto in zijn donkere kamertje, een tafel op de kar. De tafel paste er nog net op, de meeste ruimte werd ingenomen door negen langwerpige kratten. Voor zover Elin kon zien, zaten er geen naambriefjes meer aan. Ze vroeg zich af of Rogiers vader wist wat hij vervoerde. Hij spande twee grote elastieken over de lading en stapte in de auto. Rogier liep naar de passagierskant en trok het portier open. Opeens keek hij naar boven. Elin zwaaide. Op Rogiers gezicht verscheen een grijns. Met zijn hand tikte hij kort zijn mond aan om haar een kushand toe te werpen. Toen stapte ook hij in en klapte het portier dicht. Elin keek de auto na tot hij aan het einde van de straat uit het zicht verdween.