Reading Online Novel

De toneelclub(50)



‘Een wandeling is een goed idee.’ Ze forceerde een glimlach. ‘Ik zal dat de volgende keer aan Daniël voorstellen. Maar ik ben ervan overtuigd dat het hem ontzettend goed zou doen als hij dit pand en dit terrein mag verlaten. Dat hij de gewone wereld weer eens ziet, om het zo maar even te zeggen. Daarin moet hij straks toch weer kunnen functioneren, nietwaar? Misschien is een weekend inderdaad nog te voorbarig, maar een dag zal toch wel mogelijk zijn? Ik zou hem ’s ochtend kunnen ophalen en voor de avond weer hier afleveren. Wat vindt u dáárvan?’

Dokter Verhoeven had rustig naar haar betoog geluisterd. Met zijn benen over elkaar en zijn armen op de stoelleuningen, deed hij haar weer aan haar opa denken. En net als vroeger, toen haar opa geduldig had gewacht totdat ze een schaakstuk op het bord had verschoven, wist ze al voor hij iets ging zeggen dat ze verloren had.

‘Het is bewonderenswaardig dat u zich zo voor Daniëls welbevinden inzet,’ begon hij, ‘maar dit is helaas geen kwestie waarover ik onderhandel. We mogen blij zijn met de vooruitgang die Daniël boekt. Maar vergis u niet, bij het minste of geringste kan hij weer omslaan. Een dag in de gewone wereld, zoals u het omschrijft, kan funest zijn. De veelheid aan prikkels waaraan hij dan wordt blootgesteld, kunnen hem voor maanden de das omdoen. Dus het spijt me, mevrouw Van Driel, dat ik u niet verder kan helpen op dit moment. Hebt u nog meer vragen?’

Elin kon niets meer uitbrengen. Ze schudde haar hoofd, stond op en liep naar de deur. Aarzelend keek ze nog om, maar toen ze zag dat de dokter bleef zitten en haar onderzoekend nakeek, opende ze snel de deur en stapte de gang op.





49


Donderdagochtend zat Elin al vroeg in de auto. Het was nog donker en het regende. Gedachteloos tuurde ze langs de zwiepende ruitenwissers naar de weg voor haar. Ze had die nacht geen oog dichtgedaan en was gebroken. Dokter Verhoeven had met zijn weigering om Daniël mee naar huis te laten gaan, haar plan doorkruist. De hele nacht had ze gepiekerd over een manier om hem toch de kliniek uit te krijgen, maar dat had niet tot een concreet idee geleid. Daniël moest mee, dat stond vast. De tijd om actiepunt vier en vijf in te lossen was aangebroken. Hier had ze al die tijd naartoe gewerkt en er was geen weg meer terug. Ze had haar vriendin het huis uit gezet, ze had zich verzet tegen de wensen van haar moeder en ze had haar baas een lesje geleerd. Hoewel de opdrachten steeds moeilijker werden, voelde ze dat ze sterker werd en dat dingen waaraan ze vroeger nog niet had durven denken, haar makkelijker af gingen. Haar metamorfose was in volle gang. Als ze nu niet doorpakte, was alles voor niets geweest en ze zou niet weten wat ze dan moest. Op de oude voet verder? Als de lieve en passieve Elin die zichzelf wegcijferde voor Jan en alleman? Dat kon ze niet meer, dat wilde ze nooit meer.

Vroeg in de ochtend, onder een hete douche, had ze besloten dat ze weer naar de kliniek zou gaan. Ze hoopte dat Daniël aanspreekbaar was, al kon ze daar na zijn hysterische lachbui van gisteren niet van op aan. En dan moest ze ook nog het geluk hebben dat ze hem mocht zien. Haar vorige bezoeken had ze steeds aangekondigd, zoals het protocol van de kliniek voorschreef, maar vandaag ging ze op de bonnefooi. Als Daniël in een of andere sessie zat, kon ze wachten. Ze zou zich in ieder geval niet weg laten sturen zonder hem gesproken te hebben. Ze kneep haar nagels in het stuur, klemde haar kaken op elkaar en drukte het gaspedaal dieper in.

Het duurde lang voordat er iemand op haar geklop reageerde. De dame in mantelpak was er blijkbaar nog niet, want toen de deur geopend werd keek ze recht in het norse gezicht van een mollige man. Zonder begroeting stelde hij precies de vraag die ze nog even had willen omzeilen.

‘Hebt u een afspraak?’

‘Ja... ik kom voor Daniël Spekkoper.’

‘Daar staat niets van in het planboek.’ Hij aarzelde, maar opende toen toch de deur. ‘Kom maar verder, dan zal ik even bellen. Er is nog bijna niemand.’

Elin liep de hal in en zag de man in een kamertje verdwijnen. Haar leugen zou nu snel ontdekt worden. Ze keek om zich heen en zag naast de trap naar boven de lange gang met aan weerszijden de patiëntenkamers. Wat het was kon ze niet duiden, maar iets zei haar dat ze daar moest zijn. Zonder er verder over na te denken, sloop ze op haar tenen langs de kamer met de bellende man. Hij zag haar niet. Eenmaal langs de kamer rende ze de gang in en sloot de deur achter zich om te voorkomen dat ze gezien zou worden als iemand de gang in keek. Naast de eerste deur hing een bescheiden naambordje met in sierlijke letters K. de Koning. Snel liep ze door, speurend naar Daniëls naam. Bijna achteraan, aan de linkerkant, vond ze die eindelijk. Ze keek of niemand haar in de gaten had, maar de gang was leeg. De man zou haar inmiddels wel missen. Misschien denkt hij dat ik weer naar buiten ben gegaan, dacht ze, om meteen haar auto voor zich te zien, die haar aanwezigheid verried. Niet aan denken, we zien wel waar het schip strandt. Ze klopte drie keer op Daniëls deur. Geen reactie. Voorzichtig legde ze haar oor tegen de deur. Heel zacht hoorde ze een rustige ademhaling. Hij sliep nog. Ze klopte iets harder op de deur. Dat had effect; de ademhaling stopte en er kraakte iets.