Reading Online Novel

De storm(14)





Na een tijdje doofde de hevige sneeuwval de vlammen.

‘We moeten terug naar school,’ mompelde Chris. ‘Daarna zien we wel verder.’

‘Daarna zien we wel verder?’ vroeg Benjamin. ‘Man, besef je niet dat het weekend voorbij is?’

Chris kon zich niet langer beheersen. Hij voelde dat hij over zijn hele lichaam begon te trillen, dat er woede in hem opborrelde. Het volgende moment rende hij al naar de auto en schopte tegen het staal. Hij hoorde het kraken van het verhitte metaal. Had hij maar iets: een bijl, een hamer… Ineens bedacht hij iets.

De metalen greep was zo heet dat hij hem nauwelijks kon vastpakken, maar het lukte hem om de kofferbak te openen en het volgende moment trok hij alle bagage eruit.

‘Chris!’ hoorde hij Julia roepen. ‘Chris, wat doe je?’

Hij pakte de krik, die zwaar in zijn hand lag.

Chris voelde de hitte die van de motorkap kwam, hoorde gesis en wist op hetzelfde moment wat er zou gebeuren. Hij kende deze woede. Het was alsof er een programma in zijn hoofd draaide dat hij met geen mogelijkheid kon stopzetten. Het begon altijd met hetzelfde rottige angstgevoel dat hij niet kon verdragen en dat overging in paniek omdat hij niet wist hoe hij het gevoel uit moest schakelen. En was wat er daarna gebeurde dan niet begrijpelijk? Was het vanuit menselijk oogpunt niet gewoon logisch dat paniek in woede veranderde? Was het niet vanzelfsprekend dat hij dan nog maar één ding wilde: die verdomde auto, die rotkar, vernielen tot er alleen nog een hoop schroot over was?

Terwijl de gedachten nog door zijn hoofd buitelden, haalde hij uit en sloeg met alle kracht die hij in zich had op de achterruit. Wat maakte het trouwens uit dat hij dat deed? Het was in elk geval beter dan anderen in elkaar slaan. Was het geen teken dat hij inmiddels had geleerd zich te beheersen?

Een pijnscheut bracht hem bij zijn positieven. Hij was in zijn gezicht geraakt door een glasscherf. Even later pakte iemand zijn schouder vast en trok hem naar achteren. ‘Ben je stapelgek geworden, Chris?’

Hij had op Benjamin gerekend, maar toen hij opzijkeek zag hij Julia. Op haar gezicht lag een uitdrukking van verbazing, die even later veranderde in angst.

Nee, dat niet. Ze mocht niet bang voor hem zijn. Wat hem in het verleden was overkomen, mocht nooit meer gebeuren.

Chris ademde diep in en uit, legde de krik op de grond en probeerde te kalmeren. Even later was het hem gelukt zijn woedeaanval onder controle te krijgen. Daarna zocht hij Julia’s ogen pas weer. Hij las er angst in, maar ook bezorgdheid, en hij wist dat het hem weer eens was gelukt. Hij had zich kunnen beheersen. Dat met Jess zou nooit meer gebeuren.

Hij veegde het zweet van zijn gezicht.

‘Hoe zeggen ze dat ook alweer tijdens het filmen, Ben?’ vroeg hij zo nonchalant mogelijk. ‘Take zoveel. Dezelfde scène nog een keer, van het begin af aan.’

Niemand gaf antwoord. Hij keek om zich heen. De anderen staarden naar het bos.

‘Wat is dat?’ fluisterde Rose. ‘Zien jullie dat ook?’

Tussen de bomen lichtte iets rood op. Waren het vonken die van de brandende auto op het bos overgeslagen waren? Nee. Het was iets anders. Het leken twee ogen tussen de donkere boomstammen. Er klonk geritsel. Er bewoog iets door de struiken en het rende weg, de sneeuwstorm in.

Debbie fluisterde jengelend: ‘Ik zei toch dat er iets in het bos is?’

Chris mompelde: ‘Natuurlijk is er iets in het bos. Het een of andere dier.’

Tegelijkertijd dacht hij echter terug aan de gloeiende ogen die ervoor hadden gezorgd dat de auto was gaan slippen, en de woorden van zijn vader kwamen in hem op: ‘Geloof me, Chris, er is een tijd in mijn leven geweest waarin ik niet geloofde dat het kwaad bestond. Tot ik het zelf meemaakte.’

Natuurlijk, Chris, je vader was een zuipschuit en op het laatst een huilerige, oude man. Maar stel dat hij gelijk had toen hij fluisterde: ‘Het zit gevangen in de vallei, Chris, als een wild beest achter tralies.’





7





Het ongeluk en de schok hadden De storm- naar de achtergrond verdrongen, maar hoe langer ze onderweg waren, des te duidelijker het werd dat hun situatie verslechterde.

Ze waren de pas net gepasseerd, en het was nog drie tot vier kilometer naar Grace College. Kilometers die bij normaal weer kinderspel waren. Maar nu?

Gelukkig sneeuwde het minder hard, maar het werd steeds kouder. De wolken verduisterden de ochtend nog steeds en de wind werd weliswaar door het dichte bos aan beide kanten van de weg getemperd, maar telkens als ze een open plek passeerden kregen ze een voorproefje van wat hun te wachten stond bij de slagboom, waar het bos eindigde en in open terrein overging.

Debbie struikelde meer dan ze liep. Het leek alsof haar gezicht was bedekt met een dunne laag ijs. Haar vingers tastten telkens weer naar de bloedende wond op haar voorhoofd. Eén keer viel ze voorover in de sneeuw en bleef ze gewoon liggen. Rose hielp haar geduldig met opstaan.