De storm(16)
Vandaag, op deze elfde november, moest hij daar weer aan denken. Wat Julia en de anderen ook over hem dachten, hij was een goede chauffeur, die eraan gewend was om in deze weersomstandigheden te rijden. De hoofdzaak was dat hij daarvan overtuigd was. Er was iets mis geweest met de remmen.
Een windstoot duwde de groep naar voren. Debbie wankelde en het volgende moment lag ze weer in de sneeuw. Rose hielp haar opstaan en Chris stelde bezorgd vast dat Debbie nog steeds zweeg.
‘Wat is er, Debbie, heb je je tong bij het ongeluk afgebeten? Moeten we terug om hem te zoeken?’ Benjamin dacht hetzelfde als Chris.
Geen antwoord. Geen tranen.
‘Laat haar met rust, Ben,’ zei Rose zuchtend. ‘Je ziet toch dat ze zich hartstikke beroerd voelt?’
Debbie reageerde nog steeds niet, maar liep struikelend verder. Haar gezwollen gezicht was net zo wit als de sneeuwlaag op de weg. Natte haarslierten kleefden aan haar voorhoofd met het opgedroogde bloed.
Plotseling bleef ze staan.
‘Horen jullie dat ook?’ fluisterde ze terwijl ze naar het kreupelhout in het bos staarde.
Chris bleef staan en luisterde. ‘Ik hoor niets.’
‘Het is de wind maar,’ zei Rose.
‘Nee, er is iets… Ik weet het zeker!’ Debbie stak haar hand uit, die blauw was van de kou, en wees naar het bos.
Chris keek in de richting waarin ze wees. De dunne stammen van de hoge sparren zwaaiden heen en weer, en bogen in hetzelfde ritme van de ene naar de andere kant, alsof ze een choreografie hadden ingestudeerd. Ze was gestoord. Die trut was gewoon gestoord.
‘Laten we doorlopen,’ zei Chris alleen vermoeid.
Zwijgend begonnen ze zich weer een weg door de sneeuw te banen.
Chris, die de bewering van zijn moeder dat zijn vader knettergek was lange tijd had geloofd, had al een paar keer op het punt gestaan om zijn vader gelijk te geven. In de vallei hing iets in de lucht wat een voortdurende onrust veroorzaakte. Iets wat hij niet kon benoemen, niet kon beschrijven. De vallei was een van de meest afgelegen plekken in de Rocky Mountains, een plek waar nauwelijks mensen van buiten kwamen. Niet alleen omdat het collegeterrein privégebied was, maar ook omdat mensen de vallei bewust vermeden.
Privégebied. Chris had nog steeds niets over de eigenaars ontdekt. Het enige wat hij had gevonden was de naam van een Europees bedrijf met een hoofdkantoor in Londen. De laatste tijd had hij nauwelijks over de kwestie nagedacht, maar op dit moment schoot het gesprek met zijn vader hem weer te binnen.
‘De vallei is een plek waar je niet van loskomt.’
‘Geen plek ter wereld kan iemand vasthouden, pap.’
‘Zeker wel, de vallei is dat gelukt.’
‘Jij bent daar weggegaan.’
‘Niet echt, Chris. Je ziet wat er van me geworden is.’
‘Je bent een van de bekendste filosofen op het Noord-Amerikaanse continent.’
‘Dat is voorbij. Kijk wat er van me over is. Ik ben alleen nog een omhulsel.’ Chris voelde een koude rilling over zijn rug lopen toen hij eraan dacht wat zijn vader daarna had gezegd: ‘Want mijn ziel, Chris, mijn ziel is daar achtergebleven.’
Chris was zo diep in gedachten verzonken dat hij zijn omgeving nauwelijks nog zag. Eén voordeel had de vallei in elk geval: hij kreeg een nieuwe kans. Hij kon een ander, een nieuw mens worden. Dat was echter maar één van de redenen geweest waarom Chris had besloten om hiernaartoe te komen.
Chris kwam door het geroep van de anderen naar de werkelijkheid terug. Het bos was plotseling teruggeweken en de vallei lag voor hen.
‘De slagboom!’ riep Benjamin.
‘Eindelijk,’ verzuchtte Rose uitgeput.
De met sneeuw bedekte daken van het schoolcomplex gaven het landschap een onschuldige sfeer, maar vanaf de plek waar ze stonden werd het Chris opnieuw duidelijk hoe uitgestrekt het terrein was. In het midden lag het enorme schoolgebouw met het glazen middendeel en de vleugels met vier verdiepingen aan beide kanten. Chris huiverde en het duurde even voordat hij begreep waaraan dat lag.
Het gebouw had zo’n honderd ramen, maar achter geen ervan brandde licht.
Zodra ze het bos en de bescherming van de bomen achter zich hadden gelaten, was het Chris absoluut duidelijk dat De storm- de vallei allang had bereikt. Het meer was verdwenen achter een zwartgrijs gordijn en het begon weer te sneeuwen, nog heviger dan daarstraks.
‘Jezus, laten we opschieten. Die storm is verschrikkelijk.’ Benjamins stem kwam nauwelijks boven het lawaai uit.
Op de weg die naar het parkeerterrein leidde hadden ze geen enkele beschutting tegen de windstoten die de open vlakte teisterden. Ze hadden moeite om overeind te blijven. Chris zag twee auto’s van de bewakingsdienst in de dichte sneeuwstorm. Ze droegen allebei de tekst grace college.
De sneeuw knerpte onder hun voeten en hij droeg de koffer van Debbie inmiddels, omdat de wieltjes voortdurend in de bevroren sneeuw bleven steken. Toen ze langs Starbucks kwamen, dat zich in de nieuwe uitbouw van de zuidelijke vleugel bevond, stond de klok op 11:25 uur. Vlak daarna veranderde de aankondiging: het was min zeven graden.