De regels van het spel(8)
Hij liet haar los alsof hij zich aan haar had gebrand.
Van schrik tuimelde Mia bijna van haar hakken. De verbijsterde uitdrukking op zijn gezicht deed haar in de lach schieten. ‘Je weet niet eens dat je dat doet, hè?’ bracht ze verstikt uit. ‘Je hebt er geen idee van dat je al die dingen doet die ik heb genoemd! Nou, je doet ze, en het is uit jóúw gedrag tegenover mij dat hij afleidde dat we… iets met elkaar hadden.’ Ze kreeg die woorden bijna niet uit haar mond. ‘En hij vroeg me of ik hem een keer wilde ontmoeten als jij niet beschikbaar zou zijn.’
Nikos versteende voor haar ogen. Geheel van slag door wat ze tegen hem had gezegd, hapte ze moeizaam naar adem. In de twee weken dat ze voor hem werkte, had hij haar meer als zijn slavin dan als zijn assistente behandeld. Hij had haar meegesleept naar elke zakenlunch die hij bijwoonde. Ook had hij haar ’s morgens op onchristelijke tijden voor werkontbijten laten opdraven. Als ze sprak, was hij daar niet van gediend. Als ze lachte ook niet. Als ze haar aandacht liet afdwalen om de omgeving op te nemen, raakte hij haar hand aan om haar blik naar hem terug te brengen, waarna hij zijn wenkbrauwen fronste alsof ze een doodzonde had begaan. ’s Avonds dumpte hij haar in haar appartement, waar hij haar alleen liet – om bij te komen, nam ze aan – terwijl hij uitging en wie-weet-wat met wie-weet-wie deed!
‘Dus we laten de deal met Lassiter-Brunel schieten.’
Mia zag dat hij om zijn bureau heen was gelopen en weer in zijn stoel was gaan zitten.
‘Regel dat,’ commandeerde hij, terwijl hij de inmiddels gesloten map over het bureau schoof.
‘R-Regel w-wat?’ stamelde ze behoedzaam.
Hij sloeg zijn ogen op om haar aan te kijken. Het was alsof ze tegen de muur geprikt werd met scherven zwart glas. Wat het ook was geweest dat in hem was ontploft, het was nu weg en de kille beheersing was terug.
‘S-Sorry,’ voelde ze zich verplicht te zeggen, ‘maar ik heb niet verstaan wat je z-zei.’
‘Spreek ik zo slecht Engels?’ spotte hij.
‘N-Nee.’ Ze háátte hem. ‘Ik l-lette even n-niet op.’
Nikos vroeg zich af wat ze zou doen als hij haar vroeg om zo heerlijk hees tegen hem te stotteren als ze naakt bij hem in bed lag. Theos! De stille vloek brandde door zijn hoofd uit protest tegen het feit dat hij zijn verbeelding die kant op liet gaan. Twee verdraaid lange weken, en ze maakte hem nog steeds gek. Deed hij echt al die dingen die ze had opgenoemd, of probeerde ze hem alleen maar in haar macht te krijgen?
Hij vloekte binnensmonds. Zijn nieuwe assistente mocht hem misschien niet, maar ze voelde zich tot hem aangetrokken met een koorts die ze niet verborgen kon houden, al wist hij zeker dat ze niet doorhad hoe doorzichtig ze was.
En dát was de reden waarom Anton Brunel de seksuele spanning aan de lunchtafel had opgepikt, besloot hij. Haar schuld, niet de zijne. En wat dat aanraken betrof waarvan ze hem beschuldigde, dat gebeurde alleen maar in haar te fantasierijke hoofd. Want ook al wond ze hem op zoals geen enkele andere vrouw ooit had gedaan, hij wilde haar niet in zijn bed! Dat zou Oscar hem nooit vergeven. Met dit laatste verkoelende feit in gedachten pakte hij de draad van hun gesprek weer op. ‘Bel John Lassiter,’ droeg hij haar op, ‘en vertel hem dat ik geen zaken meer met hen wil doen.’
‘Ik?’ vroeg Mia hijgend. ‘Maar ik wil niet –’
‘En breng me een kop koffie,’ onderbrak hij haar angstige protest, terwijl hij zijn pen pakte. Als dit haar niet leerde haar uitdagende manier van doen te beteugelen, dan zou niets helpen. De deal met Lassiter-Brunel was op papier miljoenen waard. De van nature spaarzame Mia Bianchi-Balfour zou zich kapot schrikken van het verlies van zo’n lucratieve transactie. ‘En help Fiona herinneren dat ik twee uur weg ben voor de lunch.’
‘Maar… alsjeblieft, Nikos,’ mompelde Mia gestrest. ‘Ik weet niet hoe ik dat moet doen!’
‘Koffiezetten?’ vroeg hij met een wreedheid waarvan hij heimelijk genoot.
‘Tegen iemand zeggen dat de deal niet doorgaat!’
‘Dan wordt het tijd dat je het leert,’ zei hij zonder een spoortje medeleven. ‘En even voor alle duidelijkheid, ik moet niets hebben van affaires op de werkvloer. Geen romances en zelfs geen vriendschappen. Dus probeer me niet langer uit mijn tent te lokken door de manier waarop je je kleedt of me aankijkt, of de manier waarop je dat dossier op mijn bureau legde, verwachtend dat ik dat artikel zou vinden en je zou vragen naar je motieven zodat je me kon vertellen wat Brunel over ons aannam. Het was irritant en kinderachtig. Er is geen ons. De rest van wat je zei, is aan je fantasie ontsproten. En nu moet ik een aantal telefoontjes plegen.’