De Vuurdoop(26)
‘Blijf uit de buurt van het raam,’ zei hij, hij opende zijn tas en begon erin te rommelen. ‘Heb jij de microfoons?’
Lars vond dit maar niks. Hij pakte het houten doosje uit zijn jaszak en gaf het aan Anders. Die liep ermee weg, stopte een oortelefoontje in een van zijn oren, zette de ontvanger aan en testte de microfoontjes.
Lars nam het huis in zich op. Het had een grote, lichte woonkamer, groter dan hij had ingeschat toen hij het huis van een afstand had zitten bekijken. Verderop ging hij over in de keuken. Een afstapje in de vorm van een kamerbrede traptrede scheidde de twee vertrekken.
Hij pakte zijn digitale camera en nam een heleboel foto’s van de kamer. De meubels waren een allegaartje. Deze stijl had hij nog nooit eerder gezien. Maar het paste allemaal bij elkaar. Een lage, roze, oude fauteuil naast de grote bank met kleurige kussens... dan een antieke houten stoel met een lichtbruine zitting. Je zou zeggen dat het met elkaar vloekte, maar dat was niet zo. De wand achter de bank was bezaaid met schilderijtjes die dicht bij elkaar hingen. De motieven waren heel verschillend van elkaar, maar het geheel was... mooi. Allemaal weelderige bloemen en planten. De kamer was smaakvol, intelligent en doordacht ingericht... ook al leek het een bij elkaar geraapt zootje. De kleuren en de vormen straalden warmte uit. Ze gaven je het gevoel dat je daar wilde zijn, wilde blijven... Op een plank stonden ingelijste foto’s. Hij zag de zoon, Albert, van vrolijk jongetje tot nors ogende puber. Er stond zelfs een zwart-witportret van een man, zo op het oog een degelijk type. Lars meende in het voorhoofd en de ogen een gelijkenis met Sophie te zien, waarschijnlijk was het haar vader. Lars’ ogen gleden naar een paar andere foto’s, een fotootje van een dertiger, Sophies man David, die achter een jongetje, Albert, stond. Dan een foto van het hele gezin, David, Sophie, de jonge Albert en een hond, een blonde labrador. Ze stonden naast elkaar en lachten naar de camera.
Achter hem bij het bankstel trok Anders tape van een rol. Lars keek verder. Een lachende Sophie in een wit tuinmeubel, de foto leek pas genomen, misschien een jaar of twee geleden. Ze had een deken om zich heen geslagen en haar knieën opgetrokken tot aan haar kin. Ze had een aanstekelijke lach, die speciaal voor hem bedoeld leek. Hij bleef er even gebiologeerd naar kijken.
Lars zette zijn camera op macro, zette de lens dicht bij de foto van Sophie en drukte een paar keer af.
Anders trok Lars’ aandacht, hij wees naar een lamp bij de bank, daarna naar zijn oor. Anders kwam overeind en liep naar de keuken, ‘bange, bange schijterd’ mompelend.
Lars bleef naar de kamer kijken. Had Sara maar net zo veel smaak, net zo veel gevoel voor wat bij elkaar paste, niet die bohemiensmaak waardoor alles om de een of andere reden altijd een beetje Indisch moest zijn, goedkoop en... afwijkend.
Er lag een deken opgevouwen op de bank. Lars pakte hem op en voelde eraan. Hij was zacht. Zonder er goed over na te denken bracht hij hem naar zijn gezicht en rook eraan.
‘Zeg, ben je nog pervers ook?’
Lars draaide zich om. Anders stond midden in de kamer naar hem te kijken. Lars legde de deken weer op de bank.
‘Wat wil je?’ vroeg Lars en hij probeerde boos te kijken.
Anders lachte. Een scheve glimlach, een glimlach die getuigde van afkeer.
‘Je bent een imbeciel, bange Lars,’ fluisterde Anders.
Lars keek hem na toen hij de krakende houten trap op liep. Hij verliet de woonkamer en liep naar de lager gelegen keuken. Daar was het al net zo opgeruimd en netjes. Zijn aandacht werd getrokken door een grote vaas met snijbloemen, het hoge, robuuste aanrecht... en die donkergroene deur naar de kleine voorraadkast. Een donkergroene kleur waarvan hij niet eens had geweten dat die bestond. Was dit niet veel te mooi voor een keuken? Wie zoiets durfde en zo’n inrichting kon verzinnen, begreep wel meer dingen. Al Lars’ zintuigen werden geactiveerd, duizenden gedachten en gevoelens stroomden door hem heen. Er was veel wat Lars Vinge niet wist van het leven. Dat begreep hij nu. Hij wilde het weten. Hij wilde het van de vrouw die hier woonde horen...
Hij liep de trap op, probeerde te voorkomen dat de treden kraakten. Anders zat gehurkt bij een nachtkastje in haar slaapkamer. Lars leunde tegen de deurpost.
‘Kunnen we gaan?’ fluisterde Lars.
‘Ben je altijd zo lastig?’
Anders controleerde zijn werk, kwam overeind, botste met zijn ene schouder tegen Lars aan toen hij langs hem liep en verdween vervolgens met veel kabaal naar beneden.
Lars bleef nog even in de deuropening staan en keek de slaapkamer in. Een groot tweepersoonsbed met een sprei. Op het nachtkastje, waar Anders net een microfoon had geplaatst, stond een mooie ijzeren lamp. Vaste vloerbedekking, lichte muren, een paar schilderijen, de meeste in donkere lijsten. Verschillende motieven, een grote eenzame vlinder, een vrouwengezicht getekend met houtskool op lichtbruin papier, een schilderij zonder lijst, alleen een diepe, donkerrode kleur die associaties opriep met iets wat niet bestond. Vervolgens een olieverfschilderij met een grote, vitale boom. Alles paste bij elkaar. Lars probeerde het te begrijpen.