Reading Online Novel

De Vuurdoop(117)



Hij volgde de drie mannen met zijn ogen, ze liepen in de richting van het Zeevaartmuseum. Hij keek kritisch naar hun ruggen, hun houding jegens elkaar. Zivkovic legde iets uit, Svante bewaarde afstand, maar luisterde, daarna de omgekeerde situatie: Svante legde iets uit, Zivkovic luisterde en bewaarde afstand. Leif leek niet te luisteren, hij was er de hele tijd alleen bij, dicht bij Zivkovic.

Anders peinsde over het beeld dat hij zag – Svante Carlgren, Håkan Zivkovic en Leif Rydbäck aan de wandel op Djurgården? Waarom? Svante zocht Håkan en Leif op nadat Aron Geisler hem een bezoekje had gebracht. Werkten Aron en Svante Carlgren samen aan iets? Kenden ze elkaar? Maar waarom dan Zivkovic en Rydbäck? Moesten zij een opdracht uitvoeren?

De mannen verdwenen uit Anders’ beeld. Hij streek over zijn baardstoppels, zijn hersenen waren druk bezig een theorie op te stellen.

Had Aron Geisler Carlgren misschien afgeperst? Dan moest het om een serieuze bedreiging gaan, anders was Svante wel naar de afdeling beveiliging van Ericsson gegaan of rechtstreeks naar de politie. Maar dat had hij niet gedaan. Moest Håkan Zivkovic Svante helpen Aron te vinden? Misschien... Maar dat zou nooit gebeuren, dat wist Anders.

Hij kreeg een paar kleine baardhaartjes op zijn kin te pakken, trok eraan en bekeek zijn theorie van alle kanten. Die was het testen waard.

Hij startte de Honda en reed de stad weer in. Toen hij vast kwam te zitten in een file op de Strandvägen begon hij aan de lastige klus zijn licht op te steken in de onderwereld om daar een telefoonnummer van Leif Rydbäck te pakken te krijgen buiten zijn gebruikelijke kanalen om. Het duurde een tijdje en het kostte hem een aantal dure wederdiensten voordat hij beet had. Nadat de telefoon een paar keer was overgegaan nam Leif op met een kort geluid dat Anders niet kon plaatsen.

‘Rydbäck?’

‘Hoezo?’

‘Met Anders Ask.’

Korte stilte.

‘Ken ik niet.’

Anders hoorde dat Leif in een auto zat, vermoedelijk samen met Zivkovic.

‘Toch wel. Ik zat bij de veiligheidsdienst toen jij er een zootje van maakte met die Syriërs en hun restaurants. Ik was erbij toen je gearresteerd werd samen met die lul van een Håkan of hoe die ook maar heette.’

‘Dat weet ik nog, jij was die lelijkerd met die grote bek.’

‘Wat had je dat stom aangepakt, Leif. Een kind had het beter gedaan. Waar zat je verstand?’

‘Wat wil je?’ mompelde Leif.

‘Misschien slaat het nergens op, maar ik heb een vraag. Jouw antwoord kan je wat contanten opleveren, wat zeg je ervan?’

‘Je kunt het altijd proberen.’

‘Er zijn een paar niet al te snuggere kerels in de stad opgedoken, die zich bezighouden met het afpersen van managers uit het bedrijfsleven. Aron Geisler en Hector Guzman. Ken je die? Guzman heeft een uitgeverijtje of zoiets in Gamla Stan.’

Anders hoorde dat Leif zijn hand op de hoorn legde, hoorde hem hard fluisteren. Zijn hand verdween van de microfoon. Leif probeerde beheerst en kalm te klinken.

‘Nee, dat geloof ik niet. Hoe zei je ook alweer dat ze heetten?’

‘Hector Guzman; G u z m a n, uitgever in Gamla Stan. Die andere heet Aron Geisler.’ Anders spelde die achternaam ook, hoorde Leif driftig pennen op een stuk papier.

‘Sorry, geen idee... En Ask?’

‘Ja?’

‘Donder op en neuk je moeder.’

‘Okidoki.’

Leif drukte hem weg.

***

*

***

Erik was verdrietig. Af en toe kreeg hij zo’n bui en werd hij opeens stil en introvert. Moeilijk te bereiken. Misschien was het een normale manier om met verdriet om te gaan als je wat ouder werd. Maar als kind had Erik zijn verdriet al op deze manier geuit, sinds het overlijden van hun ouders. Hij had nooit echt gerouwd, wist waarschijnlijk niet hoe dat moest. Gunilla ook niet, maar zij had iets gevonden waaraan ze zich kon vasthouden. Iets wat haar behoedde voor depressies en andere duisternis. Ze wist niet wat het was en hoefde dat ook niet te weten. Ze was sterk, wilde dat ook graag zo houden.

Gunilla had zich altijd verantwoordelijk voor hem gevoeld – ze voelde zich geroepen hem datgene te geven wat hij zichzelf niet kon geven. En dat had ze gedaan, zo goed als ze kon, hun hele leven lang.

Het was een eeuwigheid geleden dat Siv en Carl-Adam Strandberg, hun ouders, waren gestorven. Iemand had hen doodgeschoten toen ze aan het kamperen waren bij een meer in Värmland. De moordenaar, Ivar Gamlin, was dronken geweest en was met een hagelgeweer het bos in getrokken nadat hij zijn vrouw in elkaar geslagen had. Om de een of andere onbegrijpelijke reden had hij het echtpaar Strandberg door het tentdoek heen doodgeschoten. Gamlin had geprobeerd zelfmoord te plegen, maar had alleen zijn spraakvermogen en zijn gezicht weggeschoten. Hij was in het begin van de jaren tachtig in de gevangenis gestorven, doodgeslagen door een medegevangene. Zijn benen en armen waren gebroken. Niemand in de gevangenis kon vertellen wat er gebeurd was. Het personeel had geen antwoord op de vraag hoe het de moordenaar gelukt was om midden in de nacht Ivar Gamlins cel binnen te dringen.