Reading Online Novel

De Therapie(68)



‘Als het klopt wat u ons hier vertelt, dan moet dr. Larenz bij het plegen van zijn daden niet toerekeningsvatbaar zijn geweest.’

Het was nu dr. Freymann die het woord nam, een forsgebouwde man van twee meter lang, gekleed in een blauwe blazer met een dubbele rij opvallende knopen. Boven zijn flanellen grijze broek was een beginnend buikje te zien, met een riem waaraan de gouden ketting van een zakhorloge glinsterde.

Malzius antwoordde op belerende toon, alsof hij een slecht opgevoed kind toesprak dat voor zijn beurt praatte. ‘Heren, ik kan u slechts de feiten schilderen. Zo ligt de zaak, naar onze huidige inzichten. De juridische afwegingen zult u zelf moeten maken. Maar ik ben het wel met u eens: Viktor Larenz was inderdaad niet toerekeningsvatbaar. En van voorbedachten rade kan helemaal geen sprake zijn. Hij heeft nooit de opzet gehad zijn dochter te doden. Hij wilde haar alleen van zich afhankelijk houden. Het gif was uiteindelijk ook niet dodelijk. Haar vader heeft haar per ongeluk verstikt.’

Professor Malzius drukte op de afstandsbediening in zijn hand en er verscheen een volgende dia op het scherm: het huis op Schwanenwerder aan de Wannsee.

‘Dit is het huis van de familie. Het landhuis, moet ik misschien zeggen.’

Freymann en Lahnen knikten weer ongeduldig.

‘Tijdens zijn zwaarste aanvallen van schizofrenie kreeg dr. Larenz een fataal visioen. Hij dacht dat hij zich op Parkum bevond, een klein eiland in de Noordzee. In werkelijkheid was hij gewoon in zijn eigen tuin met Josy aan het spelen. Opeens werd hij getroffen door een van zijn aanvallen. Hij hoorde stemmen en zag zijn vrouw Isabell, die in werkelijkheid in de stad op haar werk was. Zoals gezegd had hij inmiddels het waanidee opgevat dat Isabell een bedreiging vormde voor Josephine. Hij dacht dat ze het meisje iets wilde aandoen en dus sleurde hij haar mee naar het botenhuis, hier aan het water.’

Op de volgende dia was een mooi houten botenhuis te zien, aan de oever van de Wannsee.

‘Hij beval Josephine om stil te zijn, zodat Isabell haar niet zou kunnen horen. Toen ze niet wilde gehoorzamen en te veel lawaai maakte, duwde hij haar tussen de boten onder water en hield haar daar zo lang totdat ze stikte.’

De twee advocaten op de eerste rij overlegden zachtjes en Malzius ving termen op als ‘paragraaf 20, 63, wetboek van strafrecht’ en ‘terbeschikkingstelling’.

‘Als ik nog even uw aandacht mag vestigen op een belangrijk punt?’ onderbrak Malzius het gemompel. ‘Ik ben weliswaar geen jurist, maar u zei dat de rechtbank zou moeten onderzoeken of het moord of een ongeluk was.’

‘Onder andere, ja.’

‘Ik zei u al eerder dat Larenz nooit zijn dochter heeft willen doden. Daarvoor hield hij te veel van haar. Toen hij besefte wat hij in dat botenhuis had gedaan kreeg hij een volgende schizofrene hallucinatie. Hij wilde alles terugdraaien: de ziekte van Josephine, haar pijn en vooral haar dood. Dus wekte hij in gedachten het meisje weer tot leven. Hij ging naar een allergoloog in de Uhlandstrasse, zogenaamd in het gezelschap van Josephine, om haar te laten onderzoeken. Het was druk in de praktijk en niemand viel het op dat de vader zonder zijn dochter was verschenen. Ook wekte het geen verbazing bij de receptie dat hij geen afspraak had, omdat de nieuwe assistente, die net werd ingewerkt, nogal eens fouten maakte. De arts, dr. Grohlke, en later ook de politie, hadden geen enkele reden eraan te twijfelen dat het meisje uit de wachtkamer was ontvoerd terwijl de vader even naar de wc was. Nog in de praktijk van dr. Grohlke kreeg Viktor Larenz een collaps. Daardoor kwam hij bij ons terecht. Maar onze behandeling had tot voor kort geen enkel resultaat. We weten zijn toestand aan de afschuwelijke verdwijning van zijn dochter, maar konden niet verklaren waarom zijn toestand door het toedienen van de juiste psychofarmaca niet verbeterde. Het tegendeel was zelfs het geval. Hij ging met de dag achteruit, maand na maand. En omdat we niet wisten dat hij zelf verantwoordelijk was voor de verdwijning van Josephine, gingen we helaas helemaal verkeerd te werk. We behandelden hem vooral wegens zijn zware depressies, maar zijn toestand werd steeds ernstiger. Ten slotte was hij helemaal niet meer aanspreekbaar en verviel hij in een catatonische apathie. Zoals we nu weten vluchtte hij in zijn fictieve schijnwereld en waande hij zich voortdurend op het eiland Parkum. Daar woonde hij met zijn hond Sindbad en had hij alleen contact met de burgemeester, Halberstaedt, en de veerman Michael Burg. Op dat eiland werkte hij aan een interview. Maar alles speelde zich dus in zijn hoofd af. Het was geen werkelijkheid.’

‘Maar als hij echt zo ernstig ziek is…’ viel Freymann hem in de rede, terwijl hij zijn zakhorloge tevoorschijn haalde om te zien of er nog genoeg tijd was, ‘…en als hij vier jaar lang niet aanspreekbaar is geweest, waarom is hij dan negen dagen geleden plotseling uit die waanvoorstellingen ontwaakt? In uw inleiding zei u ons dat hij nu weer behandeld kon worden. Hoe komt dat?’