De Therapie(67)
‘Dat hoeft niet. U mag niet vergeten dat Larenz een pathologische leugenaar is. Een Münchhausen-patiënt. Maar dat niet alleen. Hij lééft in zijn leugenwereld. Hij gelooft erin. En daarbij komt zijn tweede stoornis om de hoek kijken: zijn schizofrenie.’
Malzius keek van de een naar de ander.
‘Die maakt hem volslagen onberekenbaar.’
58
OMDAT DE DEUREN VAN DE COLLEGEZAAL OP SLOT ZATEN, MOEST dr. Roth de tuin in lopen om van daaruit een blik door het raam van de verduisterde zaal te kunnen werpen. Nadat Larenz hem een paar minuten eerder de afloop van het verhaal had verteld, was hij naar beneden gerend om te zien waar professor Malzius en de twee advocaten bleven. Hij hoopte heimelijk dat de professor ook vandaag weer een wijdlopig betoog zou houden, zoals altijd als hij een publiek had. En zijn vermoeden leek te kloppen. Roth schatte dat hij nog ongeveer een kwartier de tijd had toen hij zag dat Malzius nog maar pas met zijn dia’s was begonnen. Toch liep hij haastig naar de gesloten afdeling terug omdat hij nog een omweg wilde maken langs de huisapotheek. Drie minuten later stond hij enigszins buiten adem weer voor kamer 1245. Hij streek zijn haar glad en keek snel door het ruitje in de lichtgrijze metalen deur. Alles bij het oude. Larenz lag nog steeds vastgebonden op bed en staarde naar het plafond. Toch aarzelde Roth. Maar hij vermande zich en stak met zijn rechterhand langzaam de zware ijzeren sleutel in het oude slot. De deur sprong vanzelf open toen hij hem naar rechts draaide.
‘Dus u bent teruggekomen.’
Larenz tilde zijn hoofd een eindje op en draaide het naar de deur toen de arts binnenkwam. Roth hield zijn linkerhand diep in zijn doktersjas, zodat Larenz niet meteen zou kunnen zien wat hij daar verborgen hield.
‘Ja.’
‘Bent u toch van gedachten veranderd?’
Dr. Roth liep naar het in ruitjes verdeelde venster en keek zwijgend over de donkere, besneeuwde tuin. Die ochtend waren de eerste vlokken gevallen en de sneeuw bedekte nu de lelijke betonnen oprit van de kliniek.
‘Hebt u gehaald waar ik u om gevraagd had?’
‘Ja, maar…’
‘Geen maar! Als u goed naar me hebt geluisterd, weet u dat er geen “maar” mogelijk is.’
Larenz had gelijk, wist Roth. Maar hij hield zijn twijfels. Het plan was te gevaarlijk. Zo eenvoudig wilde hij het hem niet maken.
‘Kom. We hebben geen tijd meer, jonge vriend. Ze hadden hier al een halfuur geleden moeten zijn.’
‘Goed. Dan spring ik nu over mijn eigen schaduw heen en zal ik u een dienst bewijzen, dr. Larenz. Omdat u mij vandaag zo in vertrouwen hebt genomen. Maar meer kunt u echt niet van me verwachten.’
Roth liet het pillendoosje in zijn jaszak los, haalde zijn linkerhand tevoorschijn en maakte met een paar behendige grepen de boeien van het bed los. Opgelucht wreef Viktor over de botten en gewrichten van zijn bevrijde armen en benen.
‘Dank u. Dat voelt heerlijk aan.’
‘Geen dank. We hebben nog hooguit tien minuten. Dan moet ik u weer vastbinden. Wilt u in die tijd nog een keer naar de wc en zich opfrissen?’
‘Nee. U weet wat ik wil.’
‘De vrijheid?’
‘Ja.’
‘Dat is onmogelijk. Daar kan ik niet voor zorgen, en dat weet u.’
‘Waarom niet? Dat begrijp ik niet. U kent nu toch het hele verhaal.’
‘Is dat zo?’
‘Ja, natuurlijk. Ik heb u alles verteld.’
‘Dat denk ik niet.’ Dr. Roth schudde zijn hoofd en ademde zwaar door zijn neus. ‘Ik heb eerder het gevoel dat u iets belangrijks voor me verborgen houdt. En u weet heel goed wat ik bedoel.’
‘O ja?’ Larenz lachte schalks.
‘Wat valt er te lachen?’
‘Niets.’ Larenz grijnsde nog breder. ‘Helemaal niets, eigenlijk. Ik vroeg me alleen af hoe lang het zou duren voordat u dat ook begreep.’
59
PROFESSOR MALZIUS HOESTTE EN PAKTE NOG EENS ZIJN WATER-glas. Daarna ging hij door met zijn monotone verhandeling, een twijfelachtig genoegen waarop anders alleen een selecte groep artsen, patiënten en studenten het alleenrecht had.
‘Door zijn schizofrenie vluchtte Larenz tijdelijk in schijnwerelden, aanvankelijk sporadisch, maar later bijna voortdurend. Zijn schizofrene aanvallen hielpen hem alles te verdringen wat hij Josy had aangedaan. Het was een vorm van zelfbescherming, als u wilt. Hij verdrong het feit dat hij zijn dochter had vergiftigd door haar medicijnen te geven waarvoor ze allergisch was. Voor de buitenwereld, maar ook in zijn eigen ogen, was hij een zorgzame vader die zelfs zijn beroep had opgegeven om zich beter om zijn dochter te kunnen bekommeren en die onvermoeibaar naar de oorzaak van haar ziekte zocht. Hij ging met haar naar allerlei artsen. Alleen een noodzakelijk bezoekje aan een allergoloog werd zijn kind onthouden. Hoe zieker Josy werd, des te heviger werden Larenz’ schizofrene visioenen. De relatie met zijn vrouw Isabell werd steeds slechter en opeens kwam de gedachte bij hem op dat zij iets met de ziekteverschijnselen van Josephine te maken kon hebben. In zijn waan ging hij zelfs zover om Isabell te verdenken, terwijl hij zelf de dader was.’