Reading Online Novel

De Stilte Van De Hel(104)



Ze staat naast haar bed, slechts gekleed in haar ondergoed, rillend van de door angst ingegeven adrenaline.

Een van hen richt het pistool op haar. ‘Alles,’ zegt hij. ‘Trek alles uit. Nu.’

Haar blik glijdt van hem naar de ander. In tegenstelling tot Annie heeft ze het door voordat ze haar vastbinden.

Die lege ogen.

Ze weet het.

‘Krijg de tering!’ roept ze en ze rent slaand en schoppend op hem af. ‘Help! Help!’

Ik kijk weer naar haar lichaam. Ik zie kneuzingen op haar gezicht, rond haar ogen. Veroorzaakt voor- of nadat ze aan het bed is vastgebonden? Dat zal ik nooit met zekerheid weten. Ik besluit dat het ervoor is gebeurd. Het doet er niet echt toe of het waar is of niet. Ik vind het echter prettiger om het zo te zien.

Hij is razend dat die trut hem met haar hoerige handen heeft aangeraakt. En heel even is hij bang. Het gekrijs moet ophouden. Hij stompt haar in haar maag, verdrijft de lucht uit haar longen, zodat ze dubbelklapt.

‘Hou haar armen vast achter haar rug,’ zegt hij tegen de ander, zijn stem strak van woede.

Terwijl ze kokhalzend naar adem hapt, grijpt de ander haar vast bij haar ellebogen en klemt haar armen op haar rug.

‘Je moet leren gehoorzamen, hoer,’ zegt de man met het pistool. Zijn hand zwaait in een halve cirkel omhoog, opengespreid, en slaat tegen de zijkant van haar gezicht. Eén keer. Twee keer. Nogmaals. Mept haar gezicht van links naar rechts. Hij steekt een hand uit en rukt met de brute kracht van een gek haar beha los. Trekt daarna haar slipje van haar dijen. Ze wil weer gillen, maar hij stompt hard in haar maag en laat hierop nog een paar keiharde tikken in haar gezicht volgen met de rug van zijn hand. Ze is naakt, verdoofd. Haar ogen tranen, haar oren suizen, en er hangt een rood waas om haar hoofd. Ze probeert haar evenwicht te bewaren, maar haar knieën knikken.

Helemaal in zijn macht.

Hierdoor kalmeert hij.

Op dit punt moet hij een doek voor haar mond hebben gebonden. Ik kijk naar haar handen en voeten, merk de boeien op. Mijn oog valt op haar linkerhand. Ik loop naar het hoofdeinde van het bed en buig me voorover. Charlotte droeg nepnagels. De nagel van haar rechterwijsvinger ontbreekt echter. Ik bekijk snel haar andere vingers. Die nagels zitten er allemaal nog aan. Ik bijt nadenkend op mijn onderlip.

Er schiet me iets te binnen en ik loop terug naar de veranda. ‘Heb je een zaklamp bij je?’ vraag ik aan Barry.

‘Tuurlijk,’ zegt hij en hij overhandigt me een kleine zaklantaarn.

Ik pak hem aan en ga terug naar Charlottes slaapkamer. Ik laat me naast het bed op mijn knieën zakken en schijn met de lamp onder het bed.

Dan zie ik hem.

Een eenzame nagel op de vloerbedekking vlak bij het hoofdeinde van het bed. Ik tuur ingespannen en meen op de punt bloed te zien.

Ik sta weer op en kijk met een triest gevoel neer op Charlotte. Een krachtige golf van pijn en verdriet overspoelt me plotseling. Allemaal vanwege die ene nagel. Een laatste daad van verzet, een vervloeking vanuit het graf.

De anderen zullen misschien tegenwerpen dat het beslist per ongeluk is gebeurd, maar ik denk er anders over. Ik denk aan de boeken over seriemoordenaars die ze zo graag las, aan haar fascinatie voor mysteries en de forensische wetenschap en moord. Ik zie haar ook als een jong meisje met vechtlust dat besefte dat ze zou sterven.

‘Maak die hoer met de boeien vast aan het bed,’ zegt de man met het pistool.

De ander duwt haar in haar verdwaasde staat ruw op het bed, grijpt haar bij haar polsen en...

‘Au! Teringwijf!’ roept hij. ‘Die trut heeft me gekrabd.’

‘Bind haar dan godverdomme ook vast!’

Hij stompt haar weer hard in haar maag en trekt één pols naar de rand van het bed, waar hij hem vastbindt. Dan de andere.

Misschien heeft ze het gedaan toen hij haar enkel boeide. Misschien had ze er langer voor nodig, concentreerde ze zich er ondanks haar angst uit volle macht op tijdens de folteringen en de verkrachting. Ik zie het voor me.

Alles is pijn en angst en een rood waas. Ze gaan haar vermoorden. Dat weet ze. Ze heeft erover gelezen. En omdat ze erover heeft gelezen, is ze op de hoogte van dna . Weet ze wat er onder haar vingernagel zit.

Ze duwt met haar duim tegen de nagel, duwt, hard, hard, harder, biddend dat ze het niet zullen merken, totdat...

Knap. Hij breekt af, pijnloos. Ze hoort hem niet op de vloerbedekking vallen. Ze rouwt even om het verlies. Hij zal op een of andere manier blijven voortleven. Zij niet.

Ze richt haar blik op de man met het pistool en hij glimlacht.

Ze doet haar ogen dicht en begint te huilen, en denkt aan de vingernagel.

Ze weet dat ze hem nooit zal terugzien.

Ik sta op met het gevoel alsof er een kille wind door me heen blaast. Ik kijk naar Charlotte.

‘Ik heb hem gevonden,’ fluister ik tegen haar. ‘Precies op de plek waar je hem voor me had achtergelaten.’