Reading Online Novel

De Hoeders Van Het Verbond(8)



De politieauto's zijn vertrokken. De Sjúkrabíllinn heeft sira Magnus meegenomen naar het gerechtelijk laboratorium in Reykjavik, waar de pathologen hem in stukjes zullen snijden om de doodsoorzaak te achterhalen.

Maar de journalisten hebben stand gehouden. Ze wachten op iets onverwachts. Een televisiereporter van Stod 2 baadt in het felle licht van twee cameralampen terwijl hij in een microfoon praat. De journalisten en fotografen van Morgunbladid, Frettabladid en VG hangen rond op de plaats delict. Gelukkig zien ze me niet. Ongeduldig en doelloos drentelen ze rond bij het buitenbad.

De hele tijd zie ik sira Magnus voor me. Ik probeer een reden, 'een verklaring te vinden. Uiteindelijk sluip ik naar mijn flat in het Snorri-huis.



3

Ik voel het direct. Er is hier iemand geweest.

De flat is nog net zo opgeruimd als toen ik hem verliet. Maar ik ben er gevoelig voor. Ik weet precies waar en hoe ik mijn spullen neerleg. Zoals mijn laptop. Mijn aantekeningen. Mijn rechtersok met een gat in de hiel.

Iemand heeft hier rondgesnuffeld. Maar hij heeft niets meegenomen. Behalve dan mijn zielenrust.

Natuurlijk kan het de politie zijn geweest. In IJsland heeft die misschien wel het recht om de flat van de hoofdverdachte te doorzoeken zonder dat aan hem te melden. Maar ik kan ook niet uitsluiten dat het de moordenaars van sira Magnus zijn geweest.

Ik maak een rondje door de flat om er zeker van te zijn dat ik alleen ben. Ik trek de gordijnen dicht. Ik kijk onder het bed en in de kasten. Ik controleer mijn mobieltje op het nachtkastje.

Ik heb twee berichten. Een ingesproken bericht en een MMS-foto. Beide zijn van sira Magnus. Het bericht is om 13.42 uur ingesproken. Vlak voor hij stierf.

'Hallo, Bjørn, ik ben het', zegt de stem uit het graf. Hij klinkt bezorgd en verbaasd. 'Die buitenlandse onderzoekers? Van het Schimmer Instituut? Ze zijn vanaf de parkeerplaats op weg hier naar toe. Lijkt wel een criminele bende. Ik stuur je een foto.' Hij lacht opgewonden. 'Jij kent toch een paar van die mensen? Herken je ze? Het is gewoon dat ik... nee, ik weet het niet. Ik wilde dat je het wist. Tot gauw!'

De onscherpe foto van de parkeerplaats is genomen door het raam van de woonkamer. Op de achtergrond staat een zwarte auto met vierwielaandrijving. Ik kan vaag vier gedaantes onderscheiden die op weg zijn naar het huis. Eén torent boven de anderen uit.



De politie-inspecteur zegt dat het te laat op de avond is om nog iets met de nieuwe inlichtingen te doen. Hij zal morgenvroeg langskomen. Hij vraagt me om de MMS-foto alvast door te sturen.

Ik vraag of de politie een huiszoeking bij me heeft gedaan.

'Nee', zegt hij. 'Hadden we dat moeten doen?' voegt hij er met een lachje aan toe.



4

De ochtendzon zet het landschap in zulk intens licht dat Reykholt overbelicht lijkt. In de verte, onder de rand van de vulkanische bergen, stijgen de dampen van de geothermische bronnen op, waarna een zacht briesje ze wervelend meeneemt.

Ik doe de deur dicht en loop naar het erf voor het Snorri-huis. Het is er stil.

Toen ik een keer het huis in Toscane bezocht waarin Leonardo da Vinci als kind had gewoond, werd ik bij de gedachte dat Leonardo deze velden met olijfbomen en wijnranken ook had gezien, gegrepen door een intens gevoel. Dat heb ik hier op Reykholt ook. Precies dezelfde bergtoppen staken tegen de horizon af toen Snorri hier als zevenentwintigjarige heen verhuisde. Toen was hij al een machtig man.

Een politieauto draait de parkeerplaats op. De banden knerpen op het grind. De commissaris heeft de lange weg van Borgarnes naar Reykholt afgelegd om mijn mobieltje te confisqueren en om de plaats delict in ogenschouw te nemen. En wellicht om te controleren of die verdachte albino Bjørn niet al zijn Micro UZI SMG-pistolen en zijn kromme Arabische dolken bij elkaar heeft geraapt en in het nachtelijk duister is verdwenen. Of misschien ben ik paranoïde. Hij komt in elk geval met uitgestoken rechterhand en een grijns op zijn gezicht die je best als een lach zou kunnen opvatten op mij af gestapt. We nemen elkaar op in het felle ochtendlicht. Hij heeft zich geschoren: de huid op zijn kaken is rood en geïrriteerd. Hij vraagt of hij mijn mobieltje mag lenen om het ingesproken bericht en de MMS-foto veilig te stellen en te laten analyseren.

Hij vraagt wie die onderzoekers zijn. Ik zeg dat ik dat niet weet.

'We moeten ze vinden! Toen jij gisteren van Reykjavik terugreed, zijn je toen bijzondere auto's opgevallen?'

De autorit van Reykjavik naar Reykholt duurt anderhalf uur en doorkruist een gebied waarvan je met gemak zou kunnen denken dat je op Mars bent beland. Een op de twee IJslanders rijdt in een auto met vierwielaandrijving. Hoe zou ik de ene auto van de ander kunnen onderscheiden?

'We hebben een getuigenverklaring die overeenkomt met de foto', legt hij uit. 'Er is gisteren een zwarte Blazer gezien die hier met hoge snelheid vandaan reed.' Hij kijkt in zijn notitieboekje: 'Dat was om veertien uur. Een autoverhuurbedrijf in Reykjavik heeft een Blazer aan een stel buitenlanders verhuurd. We hebben daar twee mannetjes neergezet die wachten op het terugbrengen van de auto.'