De Hoeders Van Het Verbond(11)
'Zo,' zegt Thrainn met een arrogante glimlach, 'en waar is nu jouw schatkamer?'
Mistroostig tuur ik over de kilometersbrede scheurzone. Iedereen die Thingvellir bezoekt, wordt behekst door de beklemmende sfeer. Twee bergwanden snijden loodrecht door het vulkanische landschap. Hier werd in het jaar 930 het oudste nationale parlement ter wereld, het Allting, onder de blote hemel opgericht. Hier keken lovseiemennene, de mannen die rechtspraken, over het terrein met kale lavaformaties, miezerige struikjes en scheef gewaaide boompjes. Op de grasvlakte tussen de rivier en de kleine beekjes sloegen ze hun tenten op voor de ting-bijeenkomst. We kijken naar mijn handgeschreven vertaling van Snorri's tekst:
Het getal van het beest
wijst de weg
langs de klippen
van Lögberg
naar Skjaldbreidur
Thrainn knikt naar een nieuw houten bord bij een rots. 'Lögberg. De berg der wetten. Vanaf dit punt werden de wetten opgelezen en alle vrije mannen konden hun zaak verdedigen. Hier stonden ze, de machtige mannen uit de geschiedenisboeken. Vanaf hier regeerden de lovseiemenn, zoals Snorri, samen met de mannen van het Allting.' Thrainn houdt een hand boven zijn ogen tegen de zon en kijkt van links naar rechts. 'Als we goed kijken zien we misschien een grote, rode X?'
Dan draait hij zich om en grinnikt.
Thrainn heeft: een groep archeologiestudenten meegenomen die, gelokt door de geheimzinnigheid, de zwijgplicht en het vooruitzicht getuige te mogen zijn van iets wat misschien wel eens een historisch hoogtepunt zou kunnen zijn, graag mee wilde om ons te helpen. Met spade en pikhouweel op de schouders marcheren we het pad van zwarte lava af langs de klip. We lijken de zeven dwergen wel, maar we zijn met veel meer dan zeven en geen van ons is een dwerg. Er schijnt een waterig zonnetje door de wolken. Zo vroeg zijn hier nog bijna geen toeristen. Een Amerikaans reisgezelschap kijkt ons onverschillig aan en denkt vast dat we een onderhoudsploeg zijn, taakstraffers opgepakt wegens zakkenrollen en hier door de gemeente te werk gesteld.
Thrainn laat de studenten achter op het punt waar de twee paden elkaar kruisen. Samen lopen we verder naar Lögberg, de berg der wetten.
'Skjaldbreidur!' roept Thrainn en hij wijst naar een berg in de verte. Dan zegt hij, in gedachten: 'Lögberg- Skjaldbreidur... Het getal van het beest - 666 - in de Openbaring van Johannes. Is dat niet een beetje te voorspelbaar?'
'Voor ons. Snorri schreef dat in een tijd dat de meeste mensen niet konden lezen. En nog veel minder mensen konden codes ontcijferen. Om een begrip als "het getal van het beest" te herkennen, moest je schriftgeleerde zijn.'
'Toch zeg je dat Snorri een gecodeerde aanwijzing had gegeven ... '
'Die was bedoeld voor andere schriftgeleerden met kennis van de codesleutel die schuilging achter de ontcijfering. Mannen die Snorri's begrippenapparaat kenden. Ze wisten hoe een gecodeerde tekst gelezen en begrepen moest worden. Het getal van het beest is een simpele verwijzing voor ons. Maar de Openbaring van Johannes hoorde in de dertiende eeuw nog nauwelijks tot het gewone leesvoer.'
We nemen 666 stappen, te beginnen bij Lögberg. De hoofdvakstudenten, die zich weer bij ons hebben gevoegd, volgen ons als jonge eendjes. We scharrelen over lavastenen en graspollen. Hoog boven ons cirkelt een groep vogels. Het wolkendek schraapt langs de vulkanische toppen.
Na vierhonderd stappen houden we even stil. Ik ben moedeloos. 'Als hier een grot was, dan zou die allang zijn ontdekt!'
'Dat ligt eraan hoe goed hij verborgen is. Toen Howard Carter in het Dal der Koningen het graf van Toetanchamon vond, hadden de archeologen er al tientallen jaren gezocht zonder iets te vinden.'
Na nog eens tweehonderd stappen moeten we links of rechts om een bult van lava te ontwijken. We volgen de klip.
Na 66 stappen zijn we er.
En we zien niets.
2
De klip torent vijftien meter boven ons uit. Onder de muur van lava liggen enorme stenen bedekt met korstmossen en hier en daar staat een koppige plant.
Ik lees de aanwijzing nog een keer. Het getal van het beest, 666, wijst de weg langs de klippen van Lögberg naar Skjaldbreidur. Thrainn en ik kijken elkaar mismoedig aan. 'Geen grot', stel ik vast en ik schop een brok lava weg.
'Snorri kan een natuurlijke grot in de bergwand hebben gebruikt en die naderhand hebben verstopt', zegt Thrainn. 'Net als de ingang van de Egyptische koningsgraven die na de bijzetting met stenen werd bedekt.'
'Mensen die lokaal bekend waren zouden het toch vreemd vinden dat een natuurlijke grot ineens werd dichtgemaakt?'
'Mensen die lokaal bekend waren? Kijk om je heen. Ken je iets wat onbewoonbaarder en afgelegener ligt? In de tijd van Snorri was het zo mogelijk nog onherbergzamer. De machtigste IJslanders verzamelden zich één keer per jaar in Thingvellir. Als een grot sinds de vorige keer is afgesloten door een steenlawine, dan zal niemand zich daarover verbazen.'