Reading Online Novel

Daniel, Zoon Van De Wind(52)



'Inderdaad. Daarom ben ik hier.'



Vader was op de rand van het bed gaan zitten. Hij wenkte Daniël om naast hem plaats te nemen.



'Een mooi paar', zei Wickberg. 'Zij het erg ongelijk.'

'Wat doet een "presentator" ?'



'Zorgen voor mensen zoals jullie. Die iets aparts te bieden hebben. Maar die niet weten hoe ze dat te gelde kunnen maken.'



Vader schudde afwerend zijn hoofd.

'U bent dus een soort marktomroeper?'



'In het geheel niet. Ik werk alleen met serieuze proposities. Insecten, ja, maar geen buitelende dwergen. Zwarte mensen tonen is vormend. Dat is iets heel anders dan verleidelijke dames die rondwentelen met luie pythons om hun nek. We leven in een tijd waarin het serieuze steeds belangrijker wordt.'



Vader barstte in lachen uit.

'Die indruk heb ik absoluut niet.'



'U bent lang weggeweest. Veranderingen gaan snel. Een paar jaar geleden kon je het land niet rondreizen en betalend publiek bij elkaar krijgen met als hoofdattractie een man die in de grond peutert op zoek naar oud brons. Dat lukt misschien nog steeds niet. Maar het zit eraan te komen. De mensen zoeken niet alleen verstrooiing, meneer Bengler, maar ook lering.'



'Net als baron Hake, bedoelt u?'



'Die man is een huichelaar, excuseer de uitdrukking. Hij probeert in het gevlei te komen bij de echte arbeidersvrienden, maar in werkelijkheid haat hij ze. De situatie in zijn ijzergieterij in Ros- lagen schijnt verschrikkelijk te zijn. De mensen worden als slaven behandeld. Om kamervragen te vermijden is hij beschermheer van de arbeidersvereniging geworden. Een maand geleden zou daar een voordracht en debat plaatsvinden over "De zin van het leven". Genodigde sprekers waren een kleermakersgezel en een dominee. De kleermakersgezel kwam nooit aan het woord, omdat de dominee een preek afstak. De luitenants hadden hun adjudanten opgeroepen om de lege stoelen te vullen. De vrienden van de kleermakersgezel stonden buiten in de regen te kleumen. Maar baron Hake had een van de radicale parlementsleden uitgenodigd, die daarop een motie indiende dat er een wet moest komen tegen ongegronde aanvallen op de eigenaars van de Zweedse ijzergieterijen.'

Wickberg zweeg. Hij was buiten adem van zijn lange toespraak. Hij haalde een zakflesje te voorschijn, nam een slok en reikte het vervolgens aan Vader.



'Cognac van Franse makelij.'

Vader proefde en smakte tevreden.

'Dat smaakt goed 'sochtends. Vooral als de avond tevoren zochaotisch geëindigd is', zei Wickberg.

'U wilde een voorstel doen?'

'Inderdaad.'





Weer begon Wickberg te praten. Hij sprak langdurig. Daniël probeerde zijn woorden te volgen. Maar ze ratelden uit zijn mond en werden uiteindelijk een soort druk op zijn oren. Daniël was dicht naar Vader toe gekropen,'sOchtends moest hij zijn lichaamswarmte voelen om rustig te worden. Vader sloeg zijn arm om hem heen terwijl hij luisterde. Toen Wickberg zweeg stelde hij een paar vragen waarop hij antwoord kreeg. Na afloop gaf' Wickberg hem een paar stukken, die hij zorgvuldig doorlas. Ondertussen haalde Wickberg uit zijn ene kous een stapel bankbiljetten te voorschijn, en legde deze op tafel. Uit een van de omvangrijke zakken van de overjas haalde hij vervolgens een klein houten kistje te voorschijn, waarin hij inkt en een kroontjespen bewaarde. Vader ondertekende een van de papieren. Daarna dronken ze nog een keer uit het zakflesje voordat Wickberg opstond, boog en verdween. Vader tilde Daniël op in zijn armen.

'Zo is er toch nog iets goeds uit gisteravond voortgekomen. Ik wist het. In de woestijn heb ik geleerd te blijven geloven. Nu kunnen we dit satanshol verlaten en naar een nette kamer verhuizen. Maar eerst gaan we op reis.'



Daniël wist wat 'reizen' betekende. Het maakte hem onrustig. Zouden ze soms de bossen weer ingaan, waar geen water was?



Een paar uur later vertrokken ze uit de kamer op zolder, nadat Vader met de waard had ruziegemaakt over de betaling. Weer werd hun bagage op een kar door de smalle stegen getrokken. Daniël was er inmiddels aan gewend geraakt dat de mensen hem aangaapten. Hij sloeg zijn blik niet langer neer en hij merkte dat ze hun gezicht afwendden wanneer hij terugkeek.



Ze gingen niet ver. De steeg kwam uit bij een water en Daniël voelde de onrust wegebben. Ze gingen een brug over en hielden halt bij een vaartuig waar rook uit de zwarte schoorsteen kwam. Hun bagage werd aan boord gestouwd en Daniël stond naast Vader toen de trossen werden losgegooid.

'We zullen niet ver varen', zei Vader. 'Vanavond zijn we er al. Dit is geen zee, maar een meer.'

Daniël probeerde vlug uit te denken wat het verschil tussen een zee en een meer kon zijn. Het water zag er hetzelfde uit. Hij besloot dat hij het zou vragen. Maar vader was achter de kisten gaan liggen, had zijn jas over zijn hoofd getrokken en sliep. Daniël keek naar de stad die langzaam uit het zicht verdween. Er stonden voortdurend nieuwsgierige mensen om hem heen die keken en wezen, maar hij trok het zich niet langer aan. Vader leek tevreden en hij bevond zich in de buurt van water. Dat was het enige wat ertoe deed.