Dagboek van een submissive(53)
‘Jij hebt vast een leuke avond achter de rug.’
Onwillekeurig krulden mijn gezwollen lippen tot een glimlach. ‘Eigenlijk wel, ja.’
Tegen de tijd dat de taxi voor mijn gebouw tot stilstand kwam, had hij me al ge-sms’t.
Je hebt mazzel dat ik maar een paar
minuten hoefde te wachten op een
taxi, anders had ik je de volgende keer
over mijn knie gelegd.
Ik voelde een sprankje opwinding bij de woorden ‘de volgende keer’. Misschien was ik dan toch niet de enige die de zoen graag wilde voortzetten?
Belofte maakt schuld :P.
Ik aarzelde met mijn vingers op de toetsen van mijn telefoon. Moest ik wel direct op die waarschuwing reageren? De drie glazen wijn en de adrenaline van die ongelofelijke kus gaven me de benodigde moed.
Belofte maakt schuld :P. Trouwens, ik
denk niet dat jij zo hard slaat dat
het pijn doet. :P
Op het moment dat ik mijn appartement binnen liep, had hij alweer geantwoord.
Hoezo, heb je dan al vaker een pak
slaag gehad?
Het was veiliger om daar geen antwoord op te geven. James was erg leuk, maar als hij al schrok als een lichtelijk aangeschoten vrouw hem besprong voor een zoen, dan zou hij waarschijnlijk getraumatiseerd raken als ik hem iets over mijn zo nu en dan grillige seksleven vertelde. Ik wist dat hij te vanille was voor een echte relatie, maar ik hoefde het ook weer niet meteen te verpesten. Ik ging naar bed, waar mijn telefoon piepte met nog een sms’je.
Je hebt trouwens ook mijn jas gepikt.
Shit. Nu móést ik natuurlijk nog een keer met hem afspreken...
Ik had nog nooit een man ontmoet die zo dol was op flirten per sms. Begrijp me niet verkeerd, hij had het duidelijk druk. Ik wist bar weinig over wat effectenmakelaars precies deden, maar ik nam aan dat de druk hoog was en dat je lange uren maakte voor een heel mooie financiële beloning. Maar tussen het werk, het vroege opstaan, het zakelijk entertainen, een onverwacht zakenreisje naar Genève en het fietsen (dus daarom zag hij er zo fit uit) door, had hij genoeg tijd om me over van alles en nog wat te sms’en of te mailen. Hij stuurde me een link als hij iets had gelezen waarvan hij dacht dat ik het wel interessant zou vinden. Hij sms’te me een foto van een fout op het menu van een restaurant omdat hij wist dat het mijn innerlijke grammaticafascist woest zou maken. Hij stuurde me zelfs commentaar op het stuk dat ik over hem had geschreven. Daar moest ik van blozen, want ik had het stuk ingeleverd voor ons eerste etentje en hoewel het uiterst beleefd was, had het voor mij een ondertoon van ‘deze man is een eikel’. Gelukkig was hem dat niet opgevallen. Of als dat wel het geval was, dan was hij zo onder de indruk van me dat hij er niets van wilde zeggen. Misschien vond hij me in een wereld vol jaknikkende vrouwen juist daarom interessant.
Ik koesterde zijn aandacht, maar probeerde heel realistisch te blijven: het betekende niets en mensen als hij hoorden niet bij mensen als ik, zelfs al hád ik iets met hem willen beginnen. Ik wist niet eens of ik dat wel wilde. Er zat vast een negatieve kant aan en als ik er lang genoeg over nadacht, kwam ik daar vast achter. Het verontrustende was echter dat hij bij elke nieuwe boodschap alleen maar leuker werd. Ik probeerde me op bepaalde momenten in te houden, om eventjes niet te reageren, om te verbergen hoe gretig ik was, maar dat was een hele uitdaging voor me. Ik betrapte mezelf erop dat ik zijn berichtjes steeds herlas en onwillekeurig tikte ik dan toch een korte reactie terug. Hij was welbespraakt, grappig en haalde vaak West Wing aan; dat is wat mij betreft een goede karakterbarometer. We ontdekten gaandeweg steeds meer over elkaar, over elkaars dagelijks leven en wat we met elkaar gemeen hadden. We flirtten met elkaar en hij maakte een paar opmerkingen waar ik vlinders van in mijn buik kreeg – althans, dat was het geval geweest als ik niet zeker had geweten dat de zoen bij de taxistandplaats hem een beetje had afgeschrikt. Door zijn eerste reactie op die kus wist ik zeker dat hij de seks – die voor mij een beslissende factor was – niet aankon. Ik was ervan overtuigd. Ik was me bewust van alle redenen waarom wij niet bij elkaar pasten – onze bankrekeningen, sociale status en politieke opvattingen stonden lijnrecht tegenover elkaar – en toch betrapte ik mezelf erop dat ik met weemoed aan hem dacht. Ik vond hem aardig, maar probeerde mezelf ervan te overtuigen dat hij helemaal niet zo geweldig kon zijn. Zelfbehoud? Waarschijnlijk. Maar ook realistisch, ik was nog niet klaar voor een gebroken hart.
Naarmate de dagen verstreken, dacht ik aan de fonkeling in zijn ogen vlak voor hij iets grappigs zei en de manier waarop zijn lippen krulden als hij glimlachte en ik vroeg me af hoe het zou zijn om met hem naar bed te gaan. De alarmbellen rinkelden. Het was gekkenwerk om weer met hem af te spreken. Hartstikke stom. In het beste geval zou het raar eindigen en in het slechtste geval zou het pijn doen. Ik kon zijn jas maar beter als pakketje bij zijn kantoor afgeven, dan zou niemand zich afvragen waarom ik hem had. Ik zou nooit meer met hem afspreken. Ik zou hem niet meer mailen. Ik zou nooit meer met hem uit eten gaan in een geweldig restaurant in hartje Londen.