Reading Online Novel

Dagboek van een submissive(50)



De man die ik moest interviewen, liet me wachten. Ik zat al langer dan een halfuur woedend bij de receptie in zijn deftige kantoorgebouw van chroom en glas. Die werd enkel opgesierd door minimalistische bloemstukken die eruitzagen alsof iemand langs de kant van de weg wat takjes had opgeraapt, maar die ongetwijfeld meer kostten dan ik in een week verdiende. Tegen de tijd dat hij eindelijk zijn gezicht liet zien, zat ik al een beetje kwaad voor me uit te kijken. Het bleek ook nog eens iemand te zijn die hij had gestuurd om me naar zijn kantoor te brengen. Dat was niet zo ongebruikelijk, maar het was gewoon weer iets waarmee hij me schijnbaar moeiteloos woest maakte. Gezien de verontschuldigende blikken van zijn hittepetitterige assistent die met me in de lift stapte, was het iets wat vaker voorkwam.

James was, en is, effectenmakelaar en tegen beter weten in had ik de opdracht gekregen hem te interviewen voor een stuk over de nieuwe, aaibare, ethisch verantwoorde kapitalist die door de kredietcrisis kennelijk overal opdook. Ik verwachtte een alfalfa-etende, sandalen dragende, hippie-effectenmakelaar te ontmoeten, misschien zelfs in een pak gemaakt van hennep of zoiets. Er stond echter iemand voor me die ik in een bar enigszins smachtend zou bekijken in de wetenschap dat hij het veel te druk had met vrouwen genaamd Pippa, met onuitstaanbaar stevige billen, om naar mij te kijken met mijn glas rode wijn en zakje chips. Hij zag er niet uit als het type voor een restje cheese-onionkruimels. Ik gluurde naar zijn borst en ik had durven zweren dat hij een behoorlijk gespierde borstkas had. Hm, helemaal niet het type voor ongezonde snacks dus.

Hij gaf me een stevige hand en hoewel hij zijn excuses aanbood voor het lange wachten, klonk het helemaal niet alsof hij het meende. Tegen het eind van het interview wenste ik al helemaal dat hij me beneden had laten zitten. Als het de bedoeling was dat dit een redelijk controversieel stuk werd, had niemand hem dat laten weten. Het was haast onmogelijk ergens eerlijk antwoord op te krijgen. Hij verduidelijkte zijn standpunten totdat alles wat ook maar enigszins controversieel of interessant was, verdwenen was. Hoe harder ik mijn best deed om door middel van andere vragen meer informatie los te krijgen, hoe geslotener hij werd. Ik werd er helemaal gek van.

Na iets meer dan een uur gaf ik het op. Ik had genoeg materiaal voor mijn artikel, maar er zat geen enkel opvallend citaat bij, niets om het pikant te maken. Daar werd ik nog chagrijniger van en ik klapte mijn notitieboek dicht en smeet hem in mijn grote tas. Op dat moment vroeg hij of ik zin had om uit eten te gaan.

Ik kon er niets aan doen, ik lachte. ‘Sorry?’ En ik lachte weer toen ik de verwarde uitdrukking op zijn gezicht zag omdat ik niet meteen keihard ‘JA’ had geroepen, misschien zelfs gevolgd door een zwijmelreactie.

‘Wil je met me uit eten? Of anders ergens iets drinken. Verslaggevers houden toch wel van een paar drankjes?’

Ik staarde hem met open mond aan, terwijl mijn frustratie alleen maar toenam. ‘Waarom wil je iets met mij gaan drinken? En waarom zou ik iets met jou willen gaan drinken? Je hebt niet één vraag echt beantwoord. Hoe kun jij het dan in hemelsnaam over koetjes en kalfjes hebben tijdens een date?’

Hij snoof. ‘Wie zei er iets over een date?’

Ik werd knalrood en ik was woest. Op hem omdat hij zo bot was en op mezelf omdat ik gek genoeg was om te denken dat hij me mee uit vroeg. Ik was hier echt zó slecht in. Ik keerde me abrupt om en wilde naar de deur benen, maar hij pakte me bij mijn arm vast. Zijn greep was zacht, maar stevig genoeg om me staande te houden en mijn grootse vertrek een halt toe te roepen.

Hij sprak nu zachter. ‘Het zou leuk zijn. Geef toe, dat gehakketak van net was leuk. Proberen de ander te snel af te zijn. Het was net een steekspel.’

Ik rolde met mijn ogen. ‘Dan heb jij waarschijnlijk het idee achter een steekspel verkeerd begrepen. En uit eten gaan met jou zou vermoeiend zijn. Bedankt voor het interview, maar...’

Ik had mijn vingers al om de deurklink geklemd toen hij me onderbrak.

‘Waar ben je nou bang voor, Soph?’

Ik kon er niets aan doen. ‘Ik heet Sophie. En ik ben niet bang.’

Hij trok een wenkbrauw op en deed een stap naar achteren terwijl hij zijn armen over elkaar sloeg. ‘Is dat zo?’ Hij dacht waarschijnlijk dat het vertederend was, maar het zorgde ervoor dat ik hem een stomp wilde geven omdat het zo ongelofelijk arrogant was.

En zo kwam het dat we afspraken om ergens iets te gaan drinken. Achteraf gezien waren de aanwijzingen er al vanaf het begin.

Ik hoef je natuurlijk niet te vertellen dat ik er al spijt van had zodra ik ‘ja’ had gezegd, maar het enige wat erger was dan over te komen als een twijfelaar, was over te komen als een laffe twijfelaar. Dus gaf ik hem mijn nummer. Hij toetste het in op zijn BlackBerry en zei, half geruststellend, half waarschuwend, dat als hij me niet op mijn mobiel te pakken kon krijgen, hij me wel op de krant zou bellen. We wisten allebei dat ik liever mijn mobiel zou opnemen dan dat er op het werk over mijn privéleven werd geroddeld. We wisten allebei dat ik zou komen opdraven en dat ik dat met de grootst mogelijke tegenzin zou doen. Toen ik eenmaal terug op kantoor het bandje van het interview afluisterde, klemde ik mijn kaken weer op elkaar. Hij was slim en dat wist hij en die arrogantie maakte me agressief.