Dagboek van een beschermengel(94)
‘Waar droom je van?’ vroeg Kit telkens en telkens opnieuw. Theo schudde zijn hoofd en zei iets in de trant van ‘ik wil bij de Knicks’ of ‘ik wil een motor voor kerst’ en dan tekende Kit hoofdschuddend een haai of een pelikaan in het zand. ‘Waar droom je van?’ vroeg hij keer op keer, tot Theo op een dag de stok en de pasta van hem overnam en een krokodil tekende.
Kit knikte en wees op de tekening. ‘De krokodil doodt zijn prooi door hem onder water te houden tot hij verdrinkt. De basis om te overleven wordt hem daardoor afgenomen.’ Hij richtte de stok op Theo. ‘Geef je eigen overlevingskracht niet zo snel op.’
‘Goed, zei hij, en hij stond op. ‘We zijn klaar.’
Theo keek naar zijn tekening op de grond, naar de witte tekens op zijn zongebruinde huid, naar de rode aarde die zich koppig onder zijn vingernagels had genesteld. Hij dacht aan de krokodil. Niet te vernietigen. Een vleesgeworden wapen. Zo wilde hij worden.
En dat deed hij, tot op zekere hoogte. Eenmaal terug in New York, probeerde hij de verschrikkingen uit zijn jeugd te verdoven met alles wat hij te pakken kon krijgen, met elk gevecht waaraan hij kon deelnemen. En wanneer Margot thuiskwam voor kerst vertelde ze Theo wat meer over het kindertehuis, en elk jaar vroeg ze hem om haar iets te vertellen over de jeugdgevangenis en telkens als ze het vroeg, ging hij ervandoor.
Toen deed Margot iets wat ik nooit had gedaan en waar ik dolenthousiast over was: ze vroeg Toby of ze zijn agent mocht zijn. Hij zei ja. Wat een geweldig idee, riep ik uit. Hoe bestaat het dat ik daar zelf nooit op ben gekomen? Het ligt zo voor de hand. En ik begon te dromen over hun verzoening, over dat het de tweede keer veel beter zou gaan, dat het nu om echte liefde ging en niet meer om twee kwetsbare ego’s, hoe gelukkig Theo zou worden, hoe gelukkig we allemaal zou worden, misschien, in de hemel…
En toen, net toen Margot de telefoon weer op de haak legde, voetstappen in de hal.
Een man in de deuropening.
‘Kit?’
Hij kwam met zijn handen in zijn zakken binnen en schonk haar zijn brede, witte lach.
‘Had jij niet in Maleisië moeten zitten?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik heb een hekel aan interviews.’
Ze sloeg haar armen om zijn hals en kuste hem. Hij tilde haar op, droeg haar gillend en wel naar het balkon en zei: ‘Margot, mijn lief. Wil je met me trouwen?’
Ik keek met bonzend hart toe hoe Margot haar ogen afwendde naar de oceaan. De golven verborgen hun gezicht in de open handpalm van het strand.
Op dat moment zag ik het.
Ze keek glimlachend op naar Kit, maar haar aura had dezelfde gouden glans als die van Toby en golfde op dit moment als een brede, bruisende rivier waarvan de stroming haar hart meevoerde naar de andere kant van de Stille Zuidzee, naar Toby.
Toch knikte ze.
Nee, niet doen! gilde ik, zonder op het stemmetje in mijn hoofd te letten dat me er vermanend aan herinnerde dat ik had beloofd om me nergens meer mee te bemoeien en me te houden aan de vier richtlijnen: waken, behoeden, vastleggen en liefhebben. Ik wenste het stemmetje naar de hel en riep tegen Margot: Niet met hem trouwen, Margot! Maar ze keek hem diep in de ogen en zei met een miniem rimpeltje boven haar neus: ‘Ik ben helemaal de jouwe, Kit.’
25
HET LIJNTJE ZONDER HANDTEKENING
Tot mijn grote vreugde kleefde er echter een probleempje aan dit plan.
Margot had de scheidingspapieren nooit ondertekend. Sterker nog, Toby en zij hadden allebei geen idee waar die papieren gebleven waren. Ze waren al zo lang uit elkaar, dat ze gewend waren geraakt aan het gemak van een relatie die nooit het akelige stigma ‘gescheiden’ had gekregen, maar tegelijkertijd net zoveel op een huwelijk leek als een muis op een mango.
Ze vloog naar New York voor overleg. Het moment viel samen met Theo’s achttiende verjaardag, dus zei ze tegen Toby en Theo dat dat de reden was van haar onaangekondigde bezoek. Toby wist wel beter. Hij kende zijn toekomstige ex-vrouw als de straten van Manhattan. Margot ging zoals gebruikelijk ook niet echt tactisch te werk. Ze droeg een ring met een steen zo groot als een kastanje.
‘Mooie ring,’ klonk Toby’s begroeting op JFK.
‘Dank je, ik heb een goede reis gehad, ja. Ik kreeg een upgrade.’
Ze liepen zonder iets te zeggen naar de parkeerplaats. Toby deed het portier van zijn oude Chevy van het slot. Ze stapten in. Na vier pogingen sloeg de motor aan.
‘Jeetjemina, Tobber, moet je die ouwe bak niet eens wegdoen? Hoe lang heb je hem al?’
‘Ik doe hem nooit weg. Ik word erin begraven, wist je dat niet?’
‘Zijn we hier niet mee naar Vegas gereden?’
‘Ja, om te trouwen.’
‘Om te trouwen, ja.’
Eenmaal thuis ging Toby druk in de weer met koffiezetten. Het was plotseling van groot belang dat iedereen iets warms te drinken kreeg en dat de kopjes flink schoongeboend werden. Daar hield hij zich een tijdlang mee bezig om zichzelf en Margot af te leiden van de gruwelkwestie die tussen hen in stond. Scheiden.