Dagboek van een beschermengel(93)
‘Goed,’ besloot ze ernstig, en ze bracht haar gezicht dichter bij dat van Theo. ‘Ik weet dat jou afschuwelijke dingen zijn overkomen in die gevangenis. En ik zou heel graag willen dat je me vertelde wat er is gebeurd, Theo. Dan kan ik uitzoeken wie daar verantwoordelijk voor zijn geweest en dat ze gestraft worden, al moet de onderste steen boven.’
Theo liep vuurrood aan. Hij staarde naar zijn handen, die plat op tafel lagen, boven op elkaar. Hij liet ze langzaam van de tafel glijden en stopte ze onder zijn benen.
Toen stond hij op en liep de keuken uit. De dingen die ze hem hadden aangedaan waren zo verschrikkelijk dat er wel iets ernstig aan hem moest mankeren. Een stomp in je gezicht of een trap tegen je kont kun je uitleggen, die hadden een naam. Maar dat andere? Daar waren geen woorden voor.
Er ging een jaar voorbij. Theo bracht minder tijd door in het ziekenhuis en meer in de kelder van zijn beste vriend om whisky te drinken, vervolgens lijm te snuiven en daarna wiet te roken.
Margot zat met haar handen in het haar en ijsbeerde door het huis. Het leek pas gisteren dat hij nog een baby was en – in theorie – weinig meer nodig had dan voedsel en een bedje om in te slapen. En nu, slechts een fractie van een seconde later, vormden Theo’s behoeften een probleem waar ze met de beste wil van de wereld geen oplossing voor wist.
Toen ze voor het eerst sinds lange tijd een gin-tonic voor zichzelf had ingeschonken en op het balkon ging zitten, schoof Kit een stoel aan. Ik knikte naar Kits engel, Adoni, een verre voorouder van hem die nogal op zichzelf was.
Ik keek Kit aandachtig aan. Hij was veel langer in beeld gebleven dan ik had verwacht. Ja, ik had wat zaken kunnen veranderen, maar was ik blij met alles wat ik had veranderd? Niet helemaal. In mijn versie waren Kit en ik een paar maanden minnaars geweest, waarna we besloten dat we het liever bij een werkrelatie wilden houden. In die versie was de kans op een hereniging tussen Toby en Margot veel groter. Nu ik echter zag hoe Kit haar zorgen met haar besprak, haar kalm aanhoorde en op de juiste momenten knikte, was ik er niet meer zo zeker van of ik dat nog wel wilde. Misschien moet ze wel bij Kit blijven. Misschien is hij het beste voor haar.
‘Kan ik misschien iets doen?’ vroeg hij, terwijl hij een van haar bleke, smalle handen in de zijne nam.
Ze trok haar hand terug. ‘Ik weet gewoon niet hoe ik dit moet aanpakken,’ zei ze. ‘Theo doet eigenlijk hetzelfde wat ik altijd heb gedaan. Het zou hypocriet zijn om hem te vertellen dat hij het moet laten.’
‘Absoluut niet,’ vond Kit. ‘Je bent zijn moeder. Juist omdat je dat ook allemaal hebt gedaan heb je het recht om hem op zijn donder te geven.’
Ze beet op een nagel. ‘Misschien moet ik ernaartoe…’
Kit leunde achterover in zijn stoel. Hij dacht even na en zei toen: ‘Laat hem hiernaartoe komen. Ik wil hem ook weleens leren kennen.’
Er verstreek een minuut. Ze dacht diep na. Was ze hier klaar voor?
Niet lang daarna werd Theo van het vliegveld gehaald door een boomlange Aboriginal met ingevlochten, zilverkleurig haar en tribale littekens in zijn gezicht, die zich voorstelde als Kit.
Theo had nog nooit een Aboriginal gezien, dus je kunt je zijn reactie wel voorstellen. Kit nam hem mee naar zijn aftandse jeep op de parkeerplaats en liet hem instappen.
‘Waar gaan we heen?’ Theo gooide geeuwend zijn rugzak op de stoel. Kit riep hem over het geluid van de motor toe: ‘Ga maar liggen, jongen. Rust lekker uit. We zijn er zo.’
Ze reden urenlang. Theo viel op de achterbank in slaap, met zijn rugzak als hoofdkussen. Toen hij wakker werd, bevonden ze zich diep in de outback, onder een blinkende sterrenhemel, omringd door krekelgeluiden. Kit had zijn jeep onder een boom geparkeerd. Theo keek verdwaasd om zich heen, bedacht toen dat hij in Australië was en vroeg zich af waar zijn moeder was.
Kit dook op naast de auto, niet langer gekleed in een poloshirt en spijkerbroek. Hij was op een rode lendendoek na naakt en had zijn torso en gezicht beschilderd met dikke, witte cirkels. In zijn rechterhand hield hij een lange stok.
Theo schrok zich wild.
Kit stak zijn hand uit. ‘Kom mee,’ zei hij. ‘Spring eruit. Tegen de tijd dat we klaar zijn, ben je een echte Aboriginal.’
Theo deinsde achteruit en negeerde de uitgestoken hand. ‘Hoe lang gaat dit duren?’
Kit haalde zijn schouders op. ‘Hoe lang is een stuk touw?’
Drie weken later vloog Theo terug. Hij was maar kort bij Margot geweest en had de meeste nachten doorgebracht onder de weidse sterrenhemel, waar hij zo nu en dan wakker was geworden van een slang die langs zijn kussen gleed, om dan de stem te horen van Kit, die hem op zachte toon uitlegde hoe hij het beestje aan zijn speer moest prikken, en hem vervolgens leerde hem te villen. De dagen vlogen om met vuur aanleggen met behulp van twee takjes droog hout of het maken van een pasta van steen en water, die hij aanbracht op zijn eigen blote huid of op een groot, zwart blad.