Reading Online Novel

Crossfire - 2 Begeerd door jou(104)



‘O mijn god.’ Ik zette mijn koffie met trillende handen opzij en boog me voorover, met mijn hoofd tussen mijn knieën. ‘O god, ik moet overgeven.’

En Gideon had Nathan gezien, dat had hij met zoveel woorden toegegeven toen hij de vragen van de rechercheurs beantwoordde. Als hij de foto’s had gezien... ervan gewalgd had... zou dat verklaren waarom hij me liet stikken. Waarom hij zo gekweld was geweest toen hij naar mijn bed kwam. Misschien wilde hij me nog wel, maar kon hij niet leven met de beelden die nu door zijn hoofd spookten.

Het moet nou eenmaal zo, had hij gezegd.

Ik liet een afgrijselijk geluid ontsnappen. Ik kon me zelfs geen voorstelling maken van wat Nathan zou hebben gefotografeerd. Dat wilde ik niet eens.

Geen wonder dat Gideon er niet tegen kon om naar me te kijken. Toen hij de laatste keer met me had gevreeën was dat in volslagen duisternis geweest, waar hij me kon horen en ruiken en voelen... maar niet zien.

Ik smoorde een kreet van pijn door in mijn onderarm te bijten.

‘Liefje, nee!’ Mijn moeder zakte op haar knieën voor me en trok me zachtjes van de stoel op de grond, waar ze me kon wiegen. ‘Sst. Het is over. Hij is dood.’

Ik rolde me op in haar schoot, snikkend, me realiserend dat het inderdaad echt over was; ik was Gideon kwijt. Hij zou zichzelf erom haten dat hij zich van me afkeerde, maar ik begreep waarom hij daar misschien niets aan kon doen. Als hij door nu naar mij te kijken herinnerd werd aan zijn eigen gewelddadige verleden, hoe zou hij daar dan tegen kunnen? Hoe zou ik daar tegen kunnen?

Mijn moeder aaide over mijn haar. Ik voelde dat zij ook huilde. ‘Sst,’ suste ze met trillende stem. ‘Sst, liefje. Ik heb je vast. Ik zal voor je zorgen.’

Uiteindelijk had ik geen tranen meer over. Ik was leeg, maar met die leegheid kwam er ook een nieuwe helderheid. Ik kon niet veranderen wat er was gebeurd, maar ik kon er wel voor zorgen dat niemand van wie ik hield eronder hoefde te lijden.

Ik ging rechtop zitten en veegde mijn ogen af.

‘Doe dat nou niet,’ berispte mijn moeder me. ‘Als je zo in je ogen wrijft, krijg je rimpels.’

Om de een of andere reden vond ik haar bezorgdheid om mijn toekomstige kraaienpootjes om je dood te lachen. Ik probeerde het tegen te houden, maar een proestende lach brak er toch doorheen.

‘Eva Lauren!’

Haar verontwaardiging vond ik ook grappig. Ik begon nog harder te lachen, en toen ik eenmaal begonnen was, kon ik niet meer stoppen. Ik lachte tot mijn buik er zeer van deed en ik omviel.

‘O, hou toch op!’ Ze duwde tegen mijn schouder. ‘Het is niet grappig.’

Ik lachte tot ik erin slaagde er nog een paar tranen uit te persen.

‘Eva, kom nou toch!’ Maar ze begon te glimlachen.

Ik lachte tot ik niet zozeer meer aan het lachen was, maar meer opnieuw aan het snikken, droog en zwijgend. Ik hoorde mijn moeder giechelen en dat vermengde zich op een of andere manier uitstekend met mijn pijn. Ik kon het niet uitleggen, maar hoe ellendig en hopeloos ik me ook voelde, de aanwezigheid van mijn moeder inclusief al haar kleine eigenaardigheden en vermaningen waar ik gek van werd, was precies wat ik nodig had.

Met mijn handen op mijn verkrampte buik haalde ik diep en reinigend adem. ‘Heeft hij het afgehandeld?’ vroeg ik zacht.

Haar glimlach verstierf. ‘Wie? Richard? Wat afgehandeld? Het geld? O...’

Ik wachtte.

‘Nee!’ protesteerde ze. ‘Dat zou hij nooit doen. Zo zit zijn geest niet in elkaar.’

‘Oké. Dat moest ik even weten.’ Ik kon me ook niet voorstellen dat Stanton opdracht zou geven voor een moord. Maar Gideon...

Ik wist door zijn nachtmerries dat zijn verlangen naar wraak door geweld werd gekleurd. En ik had hem zien vechten met Brett. De herinnering daaraan was in mijn geheugen gebrand. Gideon was ertoe in staat, en met zijn verleden...

Ik haalde diep adem en blies toen weer uit. ‘Hoeveel weet de politie?’

‘Alles.’ Haar ogen waren teder en nat van het schuldgevoel. ‘Het zegel op Nathans dossier werd verbroken toen hij eenmaal was overleden.’

‘En hoe is hij doodgegaan?’

‘Dat zeiden ze niet.’

‘Dat is waarschijnlijk ook niet belangrijk. We hebben een motief.’ Ik haalde een hand door mijn haar. ‘Het doet er waarschijnlijk niet toe dat we geen gelegenheid hebben gehad om het zelf te doen. Jij kunt verklaren waar je op die tijd was, toch? En Stanton?’

‘Ja. En jij ook?’

‘Ja.’ Maar van Gideon wist ik het nog niet. Niet dat het ertoe deed. Niemand verwachtte dat mannen als Gideon en Stanton zelf hun handen vuil zouden maken bij het opruimen van zulke smerigheid als Nathan.

We hadden meer dan één motief – de afpersing en de wraak voor wat hij mij had aangedaan – en de middelen. En de middelen verschaften ons de gelegenheid.