Blauw water(38)
‘ards?’
‘Acute Respiratory Distress-Syndroom; een gevaarlijke infectie die zich tot achtenveertig uur na de verdrinking kan openbaren. De kans dat dat nu nog gebeurt is niet groot, maar ik houd je liever nog een dagje hier.’ Dokter Reijnders neemt Senta onderzoekend op. ‘Hoe is het trouwens met je geheugen? Kun je je nog steeds niets van het ongeluk herinneren?’
‘Nee, helemaal niets.’
‘Hmm, dan is de kans dat dat nog komt niet zo heel groot. Niet dat het erg is, hoor,’ haast ze zich te zeggen. ‘Het komt heel vaak voor dat iemand na een zware klap of zuurstofgebrek de toedracht van het ongeluk kwijt is. Soms is dat een paar minuten, soms ook een uur of langer. We noemen dit retrograde amnesie.’
‘Dus dat uur ben ik voorgoed kwijt?’
‘Dat is mogelijk,’ zegt dokter Reijnders met een knikje. ‘Maar als je nagaat hoeveel geluk je hebt dat het ongeluk verder zonder schadelijke gevolgen is gebleven, zou ik me daar maar niet druk over maken.’
‘Nee,’ beaamt Senta. Maar als de dokter na een ferme handdruk verdergaat met haar ronde, ligt ze nog lange tijd naar het plafond te staren.
’s Middags wordt ze overgebracht naar medium care. Als Freek langskomt is ze net geïnstalleerd op een zaaltje met nog drie patiënten.
‘Ik heb een hele speurtocht moeten houden!’ Met een brede lach komt hij haar kamer in, een bos bloemen en een paar tijdschriften in zijn handen. Hij buigt zich naar Senta over en kust haar op de mond. ‘Dag lieverd, hoe voel je je?’
‘Eigenlijk best goed. Ik zou wel naar huis willen.’ Ze neemt de tijdschriften in ontvangst en stopt haar neus in de bos bloemen. Zonnebloemen zijn het, fris en fleurig, op stevige stelen. ‘Wat prachtig! Dank je. Dat zal die saaie kamer een beetje opfleuren.’
‘En daarna neem je ze gewoon mee naar huis.’ Freek komt naast haar zitten en Senta schuift een beetje op zodat hij meer ruimte heeft. Hij slaat zijn arm om haar heen en trekt haar dicht tegen zich aan. Zo zitten ze geruime tijd, zonder een woord te zeggen.
Uiteindelijk verbreekt Freek als eerste de stilte, en zijn stem klinkt een beetje schor. ‘Jezus, Senta, ik dacht echt dat ik je kwijt was.’
‘Ja…’ zegt ze zacht.
‘Ik heb zoveel nagedacht. Over jou en mij, over hoe vanzelfsprekend alles lijkt. Je relatie, je gezin, met z’n tweetjes ’s avonds nog even de dag doornemen met een glaasje wijn…’ Hij draait een lok van Senta’s haar om zijn vinger, iets wat ooit een gewoonte van hem was maar wat hij al in geen jaren meer heeft gedaan. Ook het glaasje wijn ’s avonds kwam de laatste tijd niet meer zo vaak op tafel als vroeger, laat staan de gesprekken. Maar ze begrijpt wat hij bedoelt, dat hij zich er ook van bewust is dat er sluipenderwijs iets veranderd is in hun relatie.
‘Ik vond de kinderen zo groot geworden, maar opeens waren ze toch nog wel erg… kind,’ zegt Freek. ‘Het ene moment geven ze je een grote mond en het volgende moment zitten ze alle drie tegen je aan gedrukt te huilen.’ Hij zwijgt, staart voor zich uit en kijkt dan van opzij naar haar. ‘Dit had zomaar het einde van ons gezin kunnen zijn. Van mijn leven. Als jij was verdronken, zou mijn leven verwoest zijn, Senta.’
Zijn stem klinkt zo ernstig, zo oprecht. Opeens herinnert ze zich glashelder het moment waarop ze verliefd op hem werd. Ze studeerden beiden aan de School voor Journalistiek. Van het begin af aan waren ze goede vrienden. Ze zaten in hetzelfde vriendenclubje dat nauw met elkaar optrok, ze werkten vaak samen en hielpen elkaar met opdrachten. Maar de vonk sloeg pas over op een feest, vlak voor hun afstuderen. Tot dan toe had ze Freek een leuke jongen gevonden, een goede vriend, meer niet. Maar op dat feest werd ze zich er voor het eerst van bewust hoe vrolijk hij was, dat hij altijd vol verhalen zat en dat ieder gezelschap opleefde als Freek zich erbij aansloot. Hij was zeker niet de knapste jongen van de school, maar toch wist hij zich altijd verzekerd van ruime aandacht van de vrouwelijke studenten. Die avond was hij nogal klef met Mirjam, een meisje dat Senta oppervlakkig kende. Ze zag hen staan, met de armen om elkaar heen, ze zag de verliefde blik waarmee Mirjam naar Freek opkeek, en een felle jaloezie joeg door haar heen. Op dat moment wist ze dat ze Freek voor zichzelf wilde, en ze maakte er dezelfde avond nog werk van. Ze verleidde hem. Freek wist niet wat hem overkwam, maar ging er zonder reserves op in. Mirjam zag hij niet meer staan, en toen hij Senta ’s avonds naar haar studentenflat bracht, bekende hij dat hij gedurende de hele opleiding al smoorverliefd op haar was. Om hun vriendschap niet in gevaar te brengen, was het nooit tot een bekentenis gekomen. Dat Senta zijn gevoelens bleek te beantwoorden, maakte hem onnoemelijk gelukkig.