Blauw water(33)
Hoe is het mogelijk dat ze haar gezin vergeten was? Hoe ver was ze van hen verwijderd geraakt dat dat gebeuren kon?
‘Maak je maar geen zorgen,’ zegt ze terwijl ze hen een voor een aankijkt. ‘Ik ben er weer en alles is prima.’
Met de voorzichtigheid van iemand die daar nog niet van overtuigd is, strijkt Freek een lok haar van haar voorhoofd. ‘Kun je je herinneren hoe het ongeluk is gebeurd? Wat had je in hemelsnaam op die dijk te zoeken?’
‘Ik weet het niet… Het enige wat ik me herinner is dat ik op de terugweg was van een interview in Oss. En toen…’ Ze denkt een moment diep na. ‘Toen werd het opeens erg mistig. Ja, dat weet ik nog. Ik belandde op een rotonde en kon de borden niet goed lezen. Ik moet de verkeerde afslag genomen hebben.’
‘Maar waarom reed je zo hard in die mist? Dat is helemaal niets voor jou. Je bent altijd zo voorzichtig.’
Verbaasd kijkt Senta hem aan. ‘Reed ik hard?’
‘Volgens een getuige reed je onverantwoord hard, mam,’ zegt Niels. ‘En die man kan het weten, want hij heeft het zien gebeuren.’
‘Als die man daar niet toevallig met zijn hond had gelopen…’ Freek maakt zijn zin niet af maar schudt kort zijn hoofd, alsof hij verdere gedachten wil verdrijven.
Een onbehaaglijk gevoel bekruipt Senta. Het is alsof ze het hebben over een film die ze allemaal kennen, waarin zij de hoofdrol speelt maar waar ze zich niets van kan herinneren. ‘Wat is er precies gebeurd?’ vraagt ze onzeker.
‘Weet je dat echt niet meer, mam?’ roept Denise verbijsterd. ‘Je bent het water in gereden! Je was bijna verdronken!’
Met een gezicht alsof hij zich bijna niet kan voorstellen dat zijn moeder aan zoiets gruwelijks heeft blootgestaan, gaat Jelmer rechtop zitten. ‘Dat lijkt me zo eng,’ zegt hij zacht.
Het is alsof ze een klap op haar hoofd krijgt. Verdronken… Vandaar dat ze aldoor het gevoel had dat ze boven water moest zien te komen. Ze is de vaart in gereden, bijna verdronken, en ze kan zich er niets van herinneren.
‘Wie… Hoe…’
‘Die man die het zag gebeuren heeft je eruit gehaald,’ zegt Denise behulpzaam.
Met stevige, cirkelende bewegingen masseert Senta haar voorhoofd. ‘Ik weet er niets meer van. Helemaal niets.’
Even is het stil.
‘Dat maakt toch niet uit,’ zegt Freek ten slotte geruststellend. ‘Het voornaamste is dat je het hebt overleefd, en dat je er niets aan over hebt gehouden.’
Dat moeten ze nog maar afwachten, en als hun ogen elkaar vinden, beseffen ze dat beiden. Maar met het oog op de kinderen spreken ze die gedachte niet uit. Ze leeft, ze herkent haar gezin en ze kan praten en zich bewegen. De rest ligt in de toekomst.
‘Volgens mij mag je blij zijn dat je je er niets van kunt herinneren,’ merkt Niels op. ‘Dat bespaart je waarschijnlijk heel wat nachtmerries. En dan had het licht weer de hele nacht aan gemoeten.’
Iedereen begint te lachen, ook Senta. Een paar maanden geleden heeft ze zich laten overhalen om naar een horrorfilm te kijken, en het duurde weken voor ze weer zonder licht durfde te slapen.
De sfeer wordt wat meer ontspannen, de kinderen praten door elkaar heen en maken grapjes. Jelmer komt van het bed af en onderwerpt de katheter en de monitoren naast het bed aan een grondig onderzoek. Freek neemt snel zijn plaats in naast Senta en streelt onophoudelijk haar hand.
Senta zegt niet veel. Ze kijkt, luistert en geniet. Het bezoek van haar gezin put haar uit, maar ze bijt liever haar tong af dan dat ze dat zegt.
Niels heeft gelijk, denkt ze. Het is waarschijnlijk beter dat ik me niets van het ongeluk kan herinneren. Het is genoeg om een trauma aan over te houden.
Maar dwars door die wetenschap heen dringt een heel ander gevoel zich aan haar op. De niet te negeren indruk dat het beter was als ze zich het ongeluk wél kon herinneren. En de reden waarom ze zich op die plaats bevond en zo onverantwoord hard reed.
21
Met onvaste stem neemt Lisa op. ‘Hoi, mam.’
‘Dag lieverd, met mij,’ zegt haar moeder, nogal overbodig.
‘Hoe is het met je?’ Haar stem klinkt ontspannen, duidelijk gericht op een gezelligheidspraatje waar ze alle tijd voor heeft. Lisa ziet haar voor zich, in het hoekje van het rode bankstel,
een kop thee binnen handbereik.
‘Goed hoor,’ zegt ze. ‘Anouk is een beetje ziek.’
Ze weet niet waarom ze dat eraan toevoegt, misschien omdat
ze dat normaal gesproken ook gezegd zou hebben. Maar een seconde later kan Lisa haar tong wel afbijten. Haar moeder begint
meteen ongerust te informeren en stelt voor om langs te komen.
‘Echt mam, het valt wel mee. Maar ze hoest, dus ik hou haar
voor de zekerheid binnen.’
Haar moeder moet beamen dat dat het verstandigst is. ‘Dus ik hoef niet langs te komen? Ik doe het graag hoor, dat weet je. En jij moet toch ook af en toe de deur uit voor een boodschap of