Wraak en liefde(12)
‘Ik heb nog steeds contact met een paar van de vrouwen die we in de loop der jaren geholpen hebben,’ zei ze om haar gedachten weg te halen van het ondraaglijk pijnlijke onderwerp. ‘Meestal laten ze na verloop van tijd niet veel meer van zich horen, maar met een van die vrouwen ben ik goed bevriend geraakt.’
‘Vertel eens.’
Ze wist dat het niet verstandig was om te veel los te laten, maar zijn stille elegantie had haar verdedigingsmechanisme aardig weten te ondermijnen. Ze wilde de ware redenen waarom ze zo achter de erfenis van haar vader aan zat niet onthullen, maar ze wilde ook aan Andreas laten zien dat ze niet langer dat gevoelloze meisje van tien jaar geleden was.
‘Het is voor vrouwen vaak heel moeilijk om weg te gaan bij een gewelddadige partner,’ zei ze. ‘Vooral als er kinderen in het spel zijn. Het is vaak een heel proces voordat zo’n relatie definitief verbroken wordt. Veel vrouwen zijn huiverig voor politie en hulpdiensten; ze zijn bang dat ze niet geloofd worden, of dat ze bekritiseerd worden omdat ze keer op keer terug zijn gegaan naar hun partner. Het is lang niet zo eenvoudig als iedereen denkt.’
Andreas zag de emoties over haar nog altijd even mooie gezicht glijden, en zijn hart kromp ineen. Zo te zien had ze een sociaal geweten ontwikkeld, wat gezien de gebeurtenissen in haar eigen leven misschien niet zo verwonderlijk was.
Ze had de onomkeerbare handicap van een man veroorzaakt. Michael Carter moest leven zonder de mobiliteit die hij voorheen voor lief had genomen, en daar was Gemma Landerstalle verantwoordelijk voor. Hoewel ze allebei uit de auto geslingerd waren, was volgens het politierapport vastgesteld dat Gemma achter het stuur had gezeten, en ze was aangeklaagd voor roekeloos rijgedrag. Het had er zelfs even op geleken dat ze een korte gevangenisstraf zou moeten uitzitten, maar het was haar vader gelukt om invloed uit te oefenen op de rechter, waardoor haar straf uiteindelijk was omgezet in een fikse boete. Ondanks het geheugenverlies waaraan ze volgens haarzelf leed, kampte ze duidelijk ook met schuldgevoelens over haar verleden. Dat was van haar gezicht af te lezen, aan haar lichaamshouding te zien. Ze deed hem denken aan een tere orchidee die geplet was door een gevoelloze hand.
‘Herinner je je moeder nog?’ vroeg hij.
Ze schonk hem een zeldzaam lachje, klein en bijna niet te zien. Maar ze lachte, en hij wenste dat ze dat vaker zou doen.
‘Ja. Ze was heel mooi en ze rook altijd lekker. Ze had blond haar, iets lichter en minder steil dan dat van mij, en ze zag er altijd elegant uit.’
‘Wat is er gebeurd?’
Hier had Gemma een enorme hekel aan: de uitleg die iedereen wilde, de uitleg die zij altijd met tegenzin gaf. Het mooie maar korte leven van haar moeder gereduceerd tot een ziekbed dat voorkomen had kunnen worden als er op tijd hulp was ingeroepen.
‘Ze is gestorven aan een blindedarmontsteking.’
Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘In deze tijd?’
‘Het is alweer achttien jaar geleden,’ zei ze. ‘Ze heeft bloedvergiftiging opgelopen, haar organen begonnen een voor een uit te vallen, en tegen de tijd dat mijn vader doorkreeg hoe ziek ze was, was het te laat om nog iets te doen.’
‘Is dat de reden dat je zo’n gespannen relatie met je vader had? Hield je hem verantwoordelijk voor de dood van je moeder?’
‘Nee, het was van alles en nog wat,’ loog ze. De waarheid was dat de woede als een dunne maar withete draad door haar hele leven liep. Woede over alles wat ze had moeten missen omdat haar vader het te druk had met het opbouwen van zijn imperium om te zien dat de gezondheid van zijn vrouw achteruitging. Zij had de prijs voor zijn nalatigheid betaald, en tot op zekere hoogte was ook Gemma er nog steeds voor aan het betalen.
‘Het zal wel moeilijk zijn geweest om tijdens je tienerjaren je moeder te moeten missen,’ zei hij. ‘Is het je stiefmoeder gelukt om de leegte enigszins te vullen?’
‘Mijn stiefmoeder genoot van haar rol als surrogaatmoeder. Iedereen was onder de indruk van het enthousiasme waarmee ze zich op haar taak wierp.’
‘Iedereen, behalve jij,’ vulde hij aan.
Ze had moeite zijn donkere blik te beantwoorden en nam snel een slok water.
‘Je hebt je wijn niet aangeraakt,’ merkte hij op.
Ze keek naar het glas witte wijn voor haar op tafel en voelde zich misselijk worden. ‘Ik kan niet meer zo goed tegen alcohol,’ zei ze naar waarheid.
‘Ik meen me te herinneren dat je er vroeger wel raad mee wist.’
‘Ja. Ach, dat zou kunnen, maar daar weet ik niets meer van,’ loog ze weer.
Lieve hemel, wat had ze zich vroeger misdragen, dacht ze met grote schaamte. Ze had totaal geen zelfbeheersing gehad, dronk elke alcoholische versnapering die ze maar kon vinden om haar innerlijke pijn te verdoven, niet vermoedend dat die gewoonte haar leven zo zou kunnen verwoesten.