Reading Online Novel

Witte Engel(16)



'Nee. ' Christopher ging nerveus van de ene voet op de andere staan. 'Dat is een van de raadselen die we proberen op te lossen. '

'Hoe heeft hij in vredesnaam Bobby's lippen op elkaar kunnen naaien?'

'Hij heeft de kurkentrekker van Bobby's zakmes gebruikt, en de draad van een van de knopen van zijn overjas. '

Cassandra bleef maar naar het wassen gezicht van haar echtgenoot staren. 'Waarom heeft hij dat gedaan?'

'Ik heb geen idee. Ik wou dat ik het wist. '

'Wat zei de lijkschouwer over het ontbreken van bloed?'

'Cass, ik geloof niet dat dit de juiste tijd en plaats is om -'

'Vertel het me, Jon! Ik wil de professionele mening van een arts hierover horen. '

Ze zei het met grote vastberadenheid, maar de lichte trilling in haar stem verried de intensiteit van de onderliggende spanning. Hij zuchtte. 'Voorlopig heeft hij nog geen uitsluitsel. Maar hij heeft goede hoop dat de autopsie hem meer zal vertellen. '

Cassandra knikte. Toen deed ze iets vreemds: ze boog zich over Austin en rook aan zijn hals. 'Ik kan hem niet ruiken. ' Ze stond nu als verstijfd voor hem. 'Jon, ik kan hem niet meer ruiken. '

Het volgende moment was ze verdwenen en ging ze op in de gejaagde kluwen mensen in de gang.

Christopher, verscheurd tussen zijn plicht om achter haar aan te gaan en het verlangen om bij zijn vriend te blijven tot de mensen van de patholoog-anatoom kwamen om hem naar de morgue te brengen, kon haar slechts met pijn in het hart nakijken en wenste hartgrondig dat deze dag nooit was aangebroken.

De Witte Engel ligt op een matras niet dikker dan zijn onderarm en sluit zijn ogen. Hij weet dat hij dat niet moet doen, maar hij kan het niet helpen. Het geratel van de vuilnisauto buiten doet zijn tanden knarsen en zijn ogen tranen. Zijn hart bonkt. Het is donker achter zijn oogleden, donker als het binnenste van de koffer die aan het voeteneinde van het bed van zijn ouders stond.

Door dit donker beweegt een beeld dat glad als olie in water naar het oppervlak kruipt. Het glanst ook, met een vreemd, fosforiserend licht: een vrouwelijk gezicht, elektriserend blauw en wit, met eromheen een halo in dezelfde kleuren. De gelaatstrekken lopen in elkaar over alsof ze door een driejarig kind met de vinger geverfd zijn. Het beeld fonkelt met een ijsblauw licht zo verblindend dat het hallucinerend werkt.

De mond van mama's beeltenis begint te bewegen: 'Lieve hemel, zoon, je bent een nagel aan mijn doodskist. Je bent zo'n halsstarrige jongen, halsstarrig vanaf het moment dat je hoofd rood en gerimpeld tussen mijn benen verscheen. '

Om zijn mama weg te drukken, roept hij Faith op. Ze is mooi als de zon die door de bomen schijnt, als een plotselinge stortbui na de droogte, als het rijzen van de bleke maan op een koude, heldere nacht. Zo mooi als het perfecte skelet van de prairiehond, geblakerd in de zon, zo mooi als zijn gelooide huid, die zo dun is dat Faith er de door de maan geworpen patronen van licht en donker doorheen kan zien.

Het maanlicht herinnert hem aan de koperkleurige maan laag aan de hemel, die aan en uit flikkert in de dikke zwarte rook die van het helse vuur opstijgt. Er is op de kale prairie nu verder niets meer. Het elektriserende blauwe oog is gedoofd. Alles is dood. Maar niet begraven. Daar is het vuur voor nodig.

Terwijl de door kerosine gevoede vlammen het donkere, spelonkachtige huis van zijn jeugd verteren, kijkt hij ervoorbij naar de duistere prairie, waarop spiralen van stof dansen. Hij is zich bewust van de nachtdieren die zich aan de rand van de vuurgloed ophouden, aangetrokken door de hitte en de heilige energie.

In deze levende duisternis dreunt hij hardop de bijbelteksten op die mama eens als knuppel tegen hem gebruikte: 'En hij keek naar Sodom en Gomorra en naar al het land van de vlakte en zie, de rook van het land steeg op als de rook van een oven. '

De ogen van de Witte Engel schieten open. Hij ligt op zijn kale matras, met zwoegende borst, de lippen teruggetrokken van de op elkaar geklemde kiezen, en hij likt het zweet weg dat langs zijn neusvleugels omlaag loopt. Hij grist een chocoladereep van een stapeltje vlak naast zijn dunne matras en eet hem half op, niet meer, niet minder.

Langzaam, aandachtig proevend van de enigszins kalkachtige chocoladesmaak, keert hij terug naar zijn wereld. Hij kijkt om zich heen in zijn appartement: naar zijn harige bank; zijn houten stoelen, hard als kerkbanken; zijn tot op de draad versleten kleed, een smoezelig afdankertje van iemand anders; zijn matras aan de voet waarvan een zorgvuldig, bijna eerbiedig opgevouwen handgemaakte deken met een Indiaans motief ligt; zijn metalen grijze lamp, die hem doet denken aan een pijlstaartrog. Zijn boekenkast, die hij zelf van witte, vurenhouten planken heeft gemaakt, zorgvuldig in elkaar gezet, met precies in verstek gezaagde hoeken en zware, verstelbare planken, een boekenkast gevuld met teksten over anatomie, neurologie, psychologie, pathologie, vergelijkende godsdienstwetenschappen, acupunctuur, metafysica en onverklaarbare fenomenen. De ruggen van deze boeken stofvrij en perfect op een rij; zijn oude Amerikaanse stereo-installatie, met een draaitafel in plaats van een cd-speler; zijn Bob Dylan-verzameling, de onberispelijke hoezen in chronologische volgorde en al even keurig gerangschikt als zijn boeken. Een oude stenen vijzel met stamper die hij in Mexico heeft gevonden; zijn geliefde foto- en video-apparatuur; een blauw, glazen flesje, oud en ooit in scherven, maar nu weer gelijmd; zijn groezelige, beige werkschoenen met hun splinternieuwe veters; de ogen van zijn laatste offer op een stuk krantenpapier.