Reading Online Novel

Wat de doden weten(60)



‘Geen idee.’ Christus, wat kan mij het schelen. Maar hij moest doen alsof het hem wel wat kon schelen. Deze dame slokte aandacht op als water.

‘Ze deed alles. Alles. Ze perfectioneerde de kunst van het pijpen. Ze verloor haar maagdelijkheid. Haar ouders dachten dat ze het zo goed hadden uitgedacht, dat ze haar alle vrijheid konden geven maar dat ze niet zou durven er gebruik van te maken. Ze dachten dat ze hen niet op aan hun woord zou houden, dat ze bang zou zijn dat ze toch binnenkwamen. Dus dit lieve populaire meisje nam nog net geen pornofilms op in de woonkamer van haar ouders en toch veranderde het geen klap aan haar reputatie.’

‘Gaat dit verhaal over u?’

‘Nee. Het is een verhaal over perceptie, over wat je in het openbaar bent en wat je in je privéleven bent. Op dit moment ben ik nogal op mezelf. Anoniem, onbekend, gewoon. Maar zodra ik vertel wat er met me is gebeurd, zul je denken dat ik vies ben. Goor. U zult er niets aan kunnen doen. Die cheerleader in de woonkamer kon zoveel pijpbeurten geven als ze maar wilde. Maar het kleine meisje dat niet probeert te ontsnappen van degene die haar gevangen houdt en misbruikt, dat iedere nacht wordt verkracht, dat meisje is lastiger te begrijpen. Ze moet het wel lekker hebben gevonden als ze dan niet wegrende. Toch? En dan hebben we het nog niet over het feit gehad dat de kerel in kwestie politieagent was.’

‘Ik ben agent,’ zei hij. ‘Ik beschuldig geen slachtoffers.’

‘Maar u stopt ze wel in hokjes, toch? U vindt iets anders van een vrouw die door haar man wordt doodgeslagen dan van een drugsdealer die door een concurrent wordt omgebracht. Dat is menselijk. En u bent menselijk, toch?’ Kevin wierp een blik op Gloria. Zijn ervaring met haar was dat ze haar cliënten kort hield, dat ze verhoren onderbrak en bijstuurde. Maar ze liet deze dame alles zelf bepalen. Ze leek zelfs nogal gefascineerd door haar te zijn. ‘Ik wil u helpen, maar ik wil ook het beetje normaalheid beschermen dat ik heb. Ik wil niet de gek van de week worden op al die nieuwskanalen. Ik wil niet dat er agenten in mijn privéleven gaan neuzen, dat er met buren en collega's en bazen wordt gesproken..’

‘En vrienden? Familie?’

‘Heb ik niet.’

‘Maar u weet toch dat we proberen uw moeder te vinden, Miriam, ergens in Mexico.’

‘Weet u zeker dat ze nog leeft? Want…’ Ze maakte haar zin niet af.

‘Want wat? Want u rékende erop dat ze dood zou zijn?’

‘Waarom gebruikt u mijn naam nooit als u me aanspreekt?’

‘Wat?’

‘Gloria doet het wel. Kay ook. Maar u noemt me nooit bij m‘n naam. U gebruikte mijn moeders naam zojuist, maar nooit die van mij. Gelooft u me niet?’

Ze luisterde goed, beter dan de meesten. Je moest echt goed luisteren om te horen wat een ander tijdens een gesprek weglaat, en ze had gelijk: hij piekerde er niet over om haar Heather noemen. Hij geloofde haar niet, zo eenvoudig was het. Hij had haar van begin af aan als leugenaar gezien. ‘Luister, het gaat niet om geloof of vertrouwen of sympathie. Ik werk gewoon graag met vastgestelde feiten. Dingen die nagetrokken kunnen worden, en ik heb nog niets dergelijks gehoord. Waarom wist u zo zeker dat uw moeder niet meer leefde?’

‘Tegen de tijd dat ik achttien werd…’

‘In welk jaar was dat?’

‘Op 8 april 1981. Alstublieft, rechercheur. Ik weet mijn eigen verjaardag echt wel. Best knap trouwens, gezien het aantal verschillende verjaardagen dat ik in mijn leven al heb gehad.’

‘Heather Bethany's verjaardag is terug te vinden op internet. Het stond in de krantenberichten. Iedereen wist dat Heather Bethany maar een paar dagen voor haar twaalfde verjaardag verdween.’

Ze deed geen moeite om antwoord te geven op de vragen die ze niet wilde beantwoorden, nog meer bewijs van hoe geslepen ze was. ‘Hoe dan ook, tegen de tijd dat ik achttien werd, was ik op mezelf aangewezen. Ik was vrij, werd op de bus gezet, kreeg prachtige afscheidscadeaus en… sayonaia.’

‘Hij liet u vrij, zomaar? Hij had u zes jaar vastgehouden en zwaaide u toen uit, zonder bang te zijn dat uw verhaal de wereld in zou gaan?’

‘Hij vertelde me iedere dag weer dat mijn ouders me niet wilden, dat er niemand naar me op zoek was, dat ik geen familie meer had om naar terug te gaan, dat mijn ouders uit elkaar waren en ergens anders waren gaan wonden. Uiteindelijk ging ik dat geloven.’

‘En toch, wat gebeurde er toen u achttien werd? Waarom liet hij u gaan?’

Ze haalde haar schouders op. ‘Hij verloor zijn interesse. Ik was steeds minder… vormbaar naarmate de tijd verstreek. Hij had me nog steeds onder de duim, maar ik begon aan die duim te peuteren, eisen te stellen. Het was tijd om voor mezelf te zorgen. Ik nam de bus…’