Reading Online Novel

Vierspel(116)



Ze zwijgt abrupt. Er valt een verpletterende stilte. Rose en Simon zien allebei iets fascinerends in hun glazen. Kay zit met open mond te kijken. Ik weet dat ik nu iets moet zeggen, maar ik weet gewoon niet wat. Het moet een gigantische hoeveelheid moed hebben gekost om te zeggen wat Lorna net heeft gezegd. Goddank heft Dan zijn glas en zegt: ‘Goed gedaan, Lorna. Daar zal iedereen het mee eens zijn.’

‘Zeker,’ zegt Isabel. ‘Wat jij, Rebecca?’ Ze kijkt me aan alsof ze wil zeggen: ‘Zeg eens wat’, en ik weet dat dat ook moet.

‘Wow, Lorna, ik weet niet wat ik nu moet zeggen. Of nee, dat weet ik wel. Uiteraard neem ik je excuses aan, maar jij moet die van mij ook aanvaarden. Als jij niet altijd even aardig bent geweest tegen mij, dan ben ik ook niet altijd even aardig geweest tegen jou. Je weet wel, met die e-mail, en zo.’ Ik zwijg. Misschien moet ik er niet over beginnen. ‘Maar, nou ja, ik heb dan misschien jouw werk gedaan toen jij weg was, maar daar heb jij me al voor bedankt door mij mijn droombaan te bezorgen. Dus, ik zou het heerlijk vinden als we alles achter ons konden laten en opnieuw konden beginnen. Dan zien we wel waar het schip strandt. Afgesproken?’

Ze glimlacht, en zo’n oprechte glimlach heb ik van mijn leven nog niet gezien. ‘Afgesproken.’

‘Godzijdank,’ zeg ik. ‘Mag ik dan nu nog wat wijn?’

Ze lacht met de anderen mee. Dan schenkt de glazen nog maar weer eens vol en we doen allemaal ontzettend ons best om andere onderwerpen aan te snijden. Ik zie dat Lorna nu veel geanimeerder is en veel meer ontspannen. Ze kwam hier duidelijk met een missie, en die heeft ze nu volbracht. De permanente hatelijke uitdrukking op haar gezicht is vervangen door iets veel aantrekkelijkers. Nou, dat gun ik haar van harte. Ik weet niet of ik dit zou hebben gedurfd. Hoe het verder loopt en of het ons echt lukt om zes jaar animositeit te begraven, dat weten we niet, maar ik wil het zeker proberen.

De spanning is nu weg en her wordt echt heel gezellig. Iedereen doet mee, niemand staat er meer buiten. Lorna komt zelfs met een paar grappige verhalen – verhalen die nu eens niet gaan over hoe briljant zij zelf is. Simon blijkt ontzettend goed te kunnen imiteren, een talent dat hij nog niet eerder heeft getoond, en hij doet hilarische maar warme imitaties van ons allemaal. (Die van mij: ‘Is het allemaal goed zo? Hebben jullie het naar je zin? Iemand nog iets nodig? O god, dit is echt bagger, hè?’) Lorna vraagt me of ik mijn imitatie van haar ten beste wil geven – die van toen ik Niall Johnson aan de lijn had – en ik waag het erop. Ik gooi mezelf er helemaal in, de grote ogen, het ademloze enthousiasme, en ze lacht zo hard dat de tranen in haar ogen springen.

Op een gegeven moment waag ik het erop en zeg: ‘Lorna, toen we nog samen in één ruimte zaten at je altijd van dat luidruchtige eten. Deed je dat expres, om mij op de zenuwen te werken?’

‘Nee!’ zegt ze verontwaardigd. Dan lacht ze: ‘Tenminste, eerst niet.’

Al zeg ik het zelf, we hebben allemaal een geweldige avond.

Dan wordt er aangebeld.

Dan en ik kijken allebei op de klok aan de muur. Het is ver na tienen, dus dit kan nooit meer zomaar iemand zijn.

‘Wie kan dat zijn?’ vraag ik, ook al heeft Dan natuurlijk ook geen idee.

‘Ik ga wel even,’ zegt Dan, en hij staat op.

‘Het zal de benedenbuurvrouw wel zijn om te zeggen dat we veel te veel lawaai maken,’ zeg ik tegen de anderen. ‘Ze moet altijd vroeg op.’

Toch spitsen we allemaal de oren om te verstaan wat ze te zeggen heeft. En ook al is het maar een klein huis, je kunt nauwelijks iets horen, behalve dat degene met wie Dan nu praat de benedenbuurvouw niet kan zijn, tenzij ze zich tot man heeft laten ombouwen.

Er volgt een korte woordenwisseling en dan hoor ik voetstappen in de gang en de voordeur wordt dichtgeslagen. Dan komt als eerste weer binnen en kijkt verontschuldigend.

‘Sorry,’ begint hij, maar dan komt er iemand anders binnen, die hem de mond snoert.

Alex.

Hij houdt een fles champagne voor zich uit.

‘Ik wilde de traditionele feestelijkheden bij de Morrisons niet missen, deze eenentwintigste december,’ zegt hij. Hij klinkt dronken. Niet dat hij met een dubbele tong praat, maar hij klinkt zo overmoedig, net als toen die keer dat hij naar kantoor kwam. ‘Ik wist wel dat jullie hier allemaal zouden zijn.’

Hij kijkt de tafel rond. Glimlacht naar Isabel. ‘O, de rottweiler is er ook,’ zegt hij als hij Kay ziet.

Hij stelt zich voor aan Rose en Simon. ‘Alex…’ zegt hij, en hij steekt zijn hand uit alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

Ze drukken die hand allebei voorzichtig. Ze hebben genoeg over hem gehoord om te weten wie Alex is, maar ze weten natuurlijk niet hoe complex de zaak rond hem is.