Reading Online Novel

Verlossing(43)



Ik verheug me niet op morgen. Nu moet ik de boot en de motor verstoppen. Het lijkt me niet verstandig dat die voor het grijpen liggen als de riemen niet sterk genoeg zijn.





11





Oslo, dinsdag 4 augustus 2009


Hij nam toch maar zijn eigen auto naar Ullevål. Zoals altijd reed hij een paar keer verkeerd voordat hij het goede gebouw had gevonden, zoals altijd had hij heel veel tijd nodig om een vrije parkeerplaats te vinden en zoals altijd bevond die zich aan de andere kant van het terrein.

Toch kon hij vijf minuten voor de afgesproken tijd aanbellen bij het Oncologie- en Isolatiecentrum. De verpleegster die hem kwam halen, zag er verrassend menselijk uit. Ze liep met hem mee naar een garderobe, waar hij iets in handen kreeg waarvan hij aannam dat het een adembeschermingsmasker was. In tegenstelling tot het gasmasker dat hij in dienst had gebruikt, dekte dit niet zijn ogen af en in plaats van één groot filter, waren er hier twee: op elke wang een.

‘Bovendien moet u een isolatieschort, handschoenen en een mutsje dragen.’ Ze wierp hem een pakketje in plastic toe. ‘Trek het schort eerst aan en de handschoenen op het laatst. Als u belooft dat u steeds minstens een meter van de patiënt verwijderd blijft, hoeft u geen beschermbril op.’

‘Oké.’ Het mondmasker was waarschijnlijk al vervreemdend genoeg; dan kon hij maar beter niet ook nog zijn ogen bedekken.

‘Wat heeft hij?’ vroeg Halvor voordat hij het mondmasker over zijn hoofd trok.

De verpleegster haalde haar schouders op. ‘Als u niets bij u hebt wat mij van mijn zwijgplicht ontheft, kan ik daar geen antwoord op geven. Dat moet u hem zelf maar vragen.’

Ze gingen een lange gang in. Twintig meter verderop aan de linkerkant zag hij een agent op een houten stoel, alsof hij zo uit een Hollywoodfilm kwam. Hij knikte en glimlachte naar haar, terwijl hij wachtte tot ze de deur van het slot had gedaan.

Aan de binnenkant zag hij nog een deur. De verpleegster wachtte tot de deur achter hen dicht was voordat ze de klink van de volgende omlaag duwde.

‘Wacht,’ zei Halvor. ‘Ik wil liever alleen naar binnen. Zwijgplicht, ziet u?’

De verpleegkundige draaide zich met omhooggetrokken wenkbrauwen naar hem toe. Toen knikte ze en liet hem voorbij. Halvor glimlachte stiekem. Het was stom, ronduit kinderachtig zelfs. Maar het voelde toch goed.





De bijna tandeloze, kleurloze man die daar volkomen rustig lag, leek niet erg meer op een duivel. Het contrast met de levende wereld buiten was groot. Door het raam zag Halvor groen gras, grote eiken en mensen die voorbijwandelden. Misschien vond de ziekenhuisdirectie het goed voor mensen in isolatie om contact te houden met het leven dat hun te wachten stond als ze er weer uit kwamen.

Alleen een paar notenbruine ogen vertoonden tekenen van leven toen Halvor naar het bed midden in de ziekenkamer liep. Ongeveer anderhalve meter van het bed stond een houten stoel, en daar ging hij op zitten. Hij voelde een luchtstroom. Waarschijnlijk kwam dat door de onderdruk, die ervoor moest zorgen dat alle eventueel besmettelijke lucht uit de kamer een ventilatiekoker in werd gezogen en niet naar de gang lekte wanneer de deur openging. Door de trek voelde de kamer extra koel aan.

Halvor verzekerde zich ervan dat de microfoon van de mp3-recorder een beetje boven de rand van zijn isolatieschort uitstak.

‘Inspecteur Halvor Heming,’ zei hij luid, en hij noemde de datum en het tijdstip. ‘Wij onderzoeken de moord op Lone Slevatn. Je bent een cruciale getuige en daarom sta je onder politiebewaking. Dit is te beschouwen als een voorlopig verhoor, en ik heb een mp3-speler aangezet die opneemt wat we bespreken.’

Geen reactie uit het bed, en Halvor vervolgde: ‘Kunt u bevestigen dat uw naam Ole Kirkebakken is en dat u bent geboren op 9 mei 1981?’

Het bleef stil.

‘Bij een onderzoek naar een misdrijf is het de taak van de politie uit te zoeken wat er tegen iemands schuld spreekt, maar ook wat ervoor spreekt,’ ging Halvor door. ‘U bent de laatste die is gezien op de plaats van het delict, en u staat dus centraal in deze zaak. Als u weigert antwoord te geven en de politie krijgt informatie die erop wijst dat u de dader bent, zal het moeilijker zijn uw onschuld te bewijzen.’

Kirkebakken bleef hem alleen maar aankijken en Halvor voelde zich ernstig gehinderd door het mondkapje. Hij kon niet glimlachen en zijn mimiek niet gebruiken om een groter gevoel van saamhorigheid op te roepen, een techniek waar hij anders heel goed in was. Als hij Kirkebakken was geweest en zou worden verhoord door iemand die eruitzag alsof hij uit de ruimte kwam en formules opdreunde als een machine, zou híj dan antwoord hebben gegeven?

Hij leunde achterover en probeerde een andere methode te bedenken. Er verstreken een paar seconden. Toen verklaarde hij luidkeels dat de getuige niets wenste te zeggen, noemde het tijdstip en zei dat het verhoor was afgelopen.