Troost en Geluk(80)
Hij bleef haar vasthouden en zijn lippen vormden geluidloos woorden tot hij tussen zijn tanden door siste: 'Ik kan je wel wurgen, maar je bent het me niet waard om voor jou te moeten hangen, achterbakse, smerige kakmadam! Een lekkere thuiskomst was dat, om een aanplakbiljet voor het raam te vinden en een leeggehaald huis. Godallemachtig! Je hebt geluk gehad dat je al weg was, want ik zou je ter plekke hebben vermoord. Maar nu zal ik je een aandenken geven dat je niet gauw zult vergeten.'
'Laat me los!' Ze rukte zich van hem los. De voorkant van haar jurk scheurde open en terwijl ze achteruit wankelde riep ze met verstikte stem: 'Ik heb genoeg redenen om aan je terug te denken.
Een fortuin armer, een verpest leven, je leugens, je bedrog, de angst om vanwege jou de politie aan de deur te krijgen. Ik...' Haar kin trilde. 'Ik... ik had al zo veel om aan je terug te denken. En nu ook nog dat smerige hoertje van je dat je hebt onderhouden van mijn geld zodat - voor het geval je het nog niet wist - ze in jou afwezigheid haar zaakje kon blijven voortzetten.'
Hij sloeg haar met de vlakke hand vol in het gezicht en ze viel neer in de houten stoel. Toen hij haar weer dreigde te slaan, draaide ze haar bovenlichaam van hem af en klampte zich vast aan de zitting. Ze schreeuwde wanhopig toen hij haar begon te bewerken met zijn vuisten. Nu hij eenmaal was begonnen scheen hij niet meer te kunnen ophouden en het regende klappen op haar. Hij trok zelfs haar hoofd aan haar haren achterover en stompte haar in het gezicht. Of dat nog niet genoeg was schopte hij haar ook nog tegen de schenen. De martelende pijn die dat moest veroorzaken, ontlokte haar nog slechts een zwak gekerm. En daarna werd ze heel stil...
Davie sprong als een haas van het terras af en Moira, die hij nog steeds bij de hand had, leek door de lucht achter hem aan te vliegen. Hij nam niet het pad naar beneden dat ze eerder die dag hadden schoongemaakt, maar ging op de sleehelling zitten, zette zich af en riep: 'Schiet op! Schiet op!'
De sneeuw drong door Moira's lange kousen en haar onderbroek, waardoor ze al gilde voordat ze landde in de sneeuwberg onder aan de heuvel. Naar adem snakkend worstelde ze om eruit te komen, en ze schreeuwde intussen naar Davie. Maar Davie had niet op haar gewacht. Hij holde het erf over, en riep: 'Pa! Pa! Vin! Vin!'
Buiten adem viel hij de keuken binnen en zijn hoofd schudde zo dat hij even geen antwoord kon geven toen iedereen tegelijk naar hem riep: 'Wat is er? Wat is er?'
'Hij... hij vermoordt haar. Tuigt haar... helemaal af. Staat haar te schoppen. Ze... ze ligt tegen de muur.'
'Wie? In godsnaam!' riep Hannah.
'Meneer... meneer Stapleton. Hij kwam helemaal...'
De jongensstem werd overschreeuwd door Florence: 'Nee! Vin. Laat je vader gaan.' Waarop Sean riep: 'Wacht, jongen! Wacht. Ik regel dit wel.' Maar Vincent was al door de bijkeuken gehold, en worstelde om in zijn jas te komen.
'Ga achter hem aan, Sean. Hou hem tegen,' krijste Hannah in paniek. Sean holde op zijn sokken de kamer door, sprong bijna in zijn laarzen en schoot in zijn jas. Florence duwde hem een zaklamp in de hand en zei: 'Doe iets. Bedenk wat. Zorg dat ze elkaar niets aandoen.'
Net voordat hij de deur uitging griste Sean nog een stuk hout mee dat Vincent had laten liggen om er aanmaakhoutjes van te hakken. Het was gedroogd timmerhout, maar er zat een barst in. Het was ongeveer een halve meter lang en drie duim breed. Sean stak het onder zijn arm en stak glibberend en glijdend het erf over. Hij liet het licht van de lantaarn rondschijnen en zag de donkere gestalte van Vin de heuvel beklimmen. Maar die werd gehinderd door de gladde zolen van zijn nette schoenen en in een paar minuten tijd gleed hij twee keer uit en viel op zijn knieƫn. Daardoor kon Sean, op zijn laarzen met profielzolen, hem inhalen en toen Vin de top van de heuvel bereikte, liep Sean nog maar enkele meters achter hem en riep: 'Luister nou, jongen. Wacht nou even. Luister nou!'
Toen Sean langs het raam liep, stond Vin al bij de voordeur en het volgende ogenblik stonden ze allebei binnen. Ze zagen direct de ineengekrompen gestalte op de grond, en voorts de man die bezig was met brede armgebaren alle porseleinen versierselen, beeldjes en borden van het dressoir te vegen. Het maakte zo'n lawaai dat hij hen niet eens hoorde binnenkomen. Pas toen hij naar de schoorsteenmantel was gevlogen, een Chinese vaas tegen de grond had gegooid en zijn hand uitstak naar het beeldje van het schaap met haar lam, hoorde hij een donderde stem zeggen: 'Blijf daarvan af!'
Als door een adder gebeten draaide Jim Stapleton zich om. Zijn gezicht was niet langer lijkbleek, maar was verwrongen vanwege een gemoedstoestand die de woede voorbij was en eerder thuishoorde in het rijk van de verzengende haat. Hij zwaaide het beeldje boven zijn hoofd en riep: 'Wat doen jullie hier!'
Vincent zei niets, maar maakte zich nog groter dan hij al was. Sean riep: 'Nee! Nee, zeg ik!'
Vincent leek zijn vader niet te horen. Hij staarde naar Jim Stapleton en toen hij een stap in diens richting deed gilde Stapleton met hoge stem: 'Jezus Christus! Een smerige moordenaar zoals jij. Goeie god! Daarom deed ze nu waar ze anders nooit de moed voor had. Maar met jou wel. Wel met jou.'