Reading Online Novel

Toen ik je zag(16)



Vanaf dat moment krijgen we elke dag een fax binnen met huizen in onze prijsklasse. Af en toe bezichtigen we iets, maar echt opgewonden worden we nog niet. Antonie twijfelt weleens. ‘Moeten we dit niet gewoon nemen? Misschien ís dit het, komt er niets beters.’

Ik ben stelliger. ‘Wacht maar. Ik voel het nog niet. Ik weet zeker dat er iets gaat komen waar we verliefd op worden.’

De makelaar adviseert ons het budget wat te verhogen. ‘Met onderhandelen kan er nog weer wat af gaan.’



Een week later passen we op het huis van Olga – zij is op vakantie – in de Marnixstraat in Amsterdam. We volgen een workshop van Warren Robertson, een Amerikaanse acteercoach, een van de besten in zijn vak. Het is een voorrecht om les van hem te krijgen. Een eyeopener voor mij is dat de handeling in een scène misschien nog wel belangrijker is dan de tekst. Emotie laat je zíén: show, don’t tell.

Iedereen heeft een scène voorbereid, waar we elke dag verder aan werken. Antonie en ik doen een scène uit Barefoot in the Park, een komedie van Neil Simon. Het is ongelooflijk hoeveel Warren uit ons weet te halen, en hoe vrij en lekker we gaan spelen door zijn tips. Steeds weer verbazen we onszelf en elkaar. Hij krijgt ons ook altijd heel snel bij ons verdriet. Als ik op een gegeven moment hardop sta te huilen, zegt Warren tegen de groep: ‘Zien jullie het? Zo werkt het dus!’ Maar ondertussen denk ik: moet ik nou doorgaan of stoppen? Ik vraag het hem – in tranen: ‘Excuse me, do I have to go on?’ waardoor iedereen mij ineens weer in de gaten krijgt en hard moet lachen. Dat is nu precies hoe het werkt, zegt Warren enthousiast: het lijkt alsof ik enorm in een emotie zit maar ik kan tegelijkertijd, zonder te stoppen met huilen, daar even uitstappen met het stellen van zo’n vraag. Dit is acteren: nog steeds weten wat je aan het doen bent.

Het zijn intense dagen. Elke dag op en neer rijden van Bergambacht naar Amsterdam is goed te doen, maar nu ervaren we hoe prettig het is om ons helemaal te kunnen onderdompelen in de workshop en de stad, om ’s avonds met een paar mensen nog even door te kunnen werken en daarna lekker te eten, of naar de film te gaan.

Ondertussen blijven we de faxen in de gaten houden. Op een dag is het raak. Het is de laatste dag van onze workshop, de week daarna begin ik met een nieuw toneelstuk, Gluck. Het is nog vroeg in de ochtend en het belooft een warme dag te worden. Ik kom net onder de douche vandaan, hoor de geluiden van de tram die door de straat rijdt en voel de koele wind die door de open ramen naar binnen waait. Heerlijk. Een beloftevolle dag. En daar komt een bericht van de makelaar uit de fax gerold: Van Eeghenstraat, honderdveertig vierkante meter, dakterras.

‘Dit moeten we gaan bekijken,’ zeg ik als we de fax voor de tweede keer lezen. Ik voel een lichte opwinding en kan niet wachten de makelaar te bellen. Als je een huis wilt bezichtigen, moet je zorgen dat je de eerste bent. In die tijd gaan huizen als warme broodjes. Antonie belt de makelaar en twee dagen later hebben we een afspraak om twee uur ’s middags. ‘Dan kunnen we het wel schudden,’ zeg ik tegen Antonie. ‘Je moet zorgen dat we de éérsten zijn.’ Hij belt opnieuw en nu kunnen we om twaalf uur terecht. Ik moet die dag helaas werken, Antonie gaat in zijn eentje.

Ik zit midden in de repetities als hij me belt. Het duurt even voor hij me te pakken krijgt. ‘Ik heb een optie genomen!’ roept hij meteen. Hij is zo opgewonden, ik móét komen kijken en wel vóór zes uur, anders vervalt de optie. Hij blijkt gelukkig de eerste te zijn geweest die dag, want ook de mensen na hem waren heel geïnteresseerd. Om vijf uur, als de repetitie is afgelopen, haast ik me naar de Van Eeghenstraat 56-boven.

Als ik de straat in rijd, zie ik onmiddellijk een huis waarvan de hele voorkant is begroeid met blauweregen die in volle bloei staat. De laatste zonnestralen beschijnen precies dit stukje straat. ‘Het is toch niet dát huis, hè?!’ roep ik.

‘Jawel!’ zegt Antonie enthousiast.

We zijn allebei kinderlijk opgewonden. Antonie omdat hij voelt dat dit het is en hoopt dat ik er ook blij mee ben; ik omdat mijn voorgevoel toen ik het op papier had gezien bevestigd lijkt. Zou het echt ons droomhuis zijn? Met bonkend hart loop ik de trap op. Ik stap de woonkamer binnen en weet het meteen. Het late zonlicht schijnt nog op de zacht zalmroze muren, de warmte van het huis is haast tastbaar. Dit is het. Alles aan het huis is leuk: de grote open woonkamer, de scheve badkamer, genoeg slaapkamers, het dakterras. We zijn verkocht.



Vrienden helpen ons verhuizen. Veel is het niet, we gaan pas nu voor het eerst echt inrichten, in ons geweldige eigen huis. We kunnen uren winkelen en rondkijken. Ik kom van een boerderijtje met een vintage-inrichting en Antonie heeft een iets modernere smaak, toch vinden we dezelfde dingen mooi. Onze eerste aankoop is een rode bank. We zien hem staan in een etalage op de Overtoom. Dagen achtereen lopen we erlangs, ’s ochtends, dan weer ’s avonds. We moeten zeker weten dat we er blij van worden, elke keer als we hem zien.