Tess Gerritsen(99)
‘Krijgen alle leerlingen les in kruisboogschieten?’
‘Degenen die het willen,’ antwoordde Roman.
‘Als u hierin al zoveel jaar lesgeeft, bent u zelf vast een erg goede schutter,’ zei de rechercheur tegen Roman.
‘Goed genoeg,’ bromde de boswachter.
‘Goed genoeg?’
‘Om te jagen.’
‘Herten? Eekhoorns?’
‘Eekhoorns zijn de moeite niet waard. Daar zit niet genoeg vlees aan.’
‘Maar u kunt ze raken als u dat wilt.’
‘Ik kan ook uw oog raken van honderd meter afstand. Is dat wat u wilt weten? Of ik de man op de heuvel in zijn oog heb geschoten?’
‘U hebt dus de gelegenheid gekregen het lijk te bekijken?’
‘De hond heeft ons ernaartoe gebracht. Ik hoefde het niet speciaal te bekijken. Het was nogal duidelijk hoe die vent aan zijn eind is gekomen.’
‘Toch is het niet eenvoudig om een pijl in iemands oog te schieten. Zijn er op deze school nog meer mensen die dat kunnen?’
‘Het hangt af van de afstand.’
‘Honderd meter.’
Roman snoof. ‘Van honderd meter afstand kan alleen ik dat.’
‘De leerlingen niet?’
‘Die hebben lang niet voldoende ervaring.’
‘Hoe hebt u het geleerd?’
‘Zelfstandig.’
‘En jaagt u alleen met een kruisboog? Nooit met een geweer?’
‘Ik hou niet van vuurwapens.’
‘Waarom niet? Een geweer lijkt me veel makkelijker als je op grootwild jaagt.’
Sansone kwam tussenbeide. ‘Meneer Roman heeft u verteld wat u wilde weten.’
‘Het is een eenvoudige vraag. Waarom gebruikt hij geen jachtgeweer?’ De rechercheur bleef naar Roman kijken, wachtend op zijn antwoord.
‘Je hoeft zijn vragen niet te beantwoorden, Roman,’ zei Sansone. ‘Niet zonder dat er een advocaat bij is.’
Roman zuchtte. ‘Ik wil zijn vraag best beantwoorden. Volgens mij weet hij het toch al.’ Hij keek de rechercheur recht in de ogen. ‘Vijfentwintig jaar geleden heb ik een man gedood.’
In de stilte die daarop volgde, hoorde de rechercheur Maura’s adem stokken. Hij keek om en zei: ‘Dr. Isles, zou u alstublieft de schuur willen verlaten? Ik wil dit gesprek graag on der vier ogen voortzetten.’
‘Ze mag van mij best blijven, het maakt me niet uit,’ zei Roman. ‘Ik kan er net zo goed gewoon mee voor de dag komen. Ik hou niet van geheimen. Ik heb het ook nooit geheim willen houden.’ Hij keek naar Sansone. ‘Al vond u dat beter.’
‘U weet er dus van, meneer Sansone?’ vroeg de agent. ‘En u houdt hem hier evengoed in dienst?’
‘Laat Roman u vertellen hoe het is gegaan,’ zei Sansone. ‘Hij verdient het gehoord te worden, in zijn eigen woorden.’
‘Goed. Ga uw gang, meneer Roman.’
De boswachter liep naar het raam en wees naar de heuvels. ‘Daar ben ik geboren, een paar kilometer achter die heuvelrug. Mijn grootvader werkte hier als opzichter. Hij onderhield het kasteel, lang voordat het een school werd. Het was toen niet bewoond, het was een leegstaand gebouw dat op een koper wachtte. Er kwamen vaak onbevoegden op het terrein. Sommigen kwamen om te jagen. Die schoten een hert, namen het mee en verdwenen weer. Anderen kwamen om heibel te schoppen. Om ramen in te gooien, vuurtjes te stoken op de binnenplaats. En dat was nog lang niet het ergste. Als je hier onverwacht iemand tegenkwam, wist je nooit met welk soort je te maken had…’
Hij haalde diep adem. ‘Het is hier vlakbij gebeurd. Hij kwam het bos uit. Het was een maanloze nacht. Opeens was hij er. Een grote kerel met een jachtgeweer. We zagen elkaar en hij hief zijn geweer op. Ik wist niet wat zijn bedoeling was. En dat zal ik ook nooit weten. Ik reageerde instinctief. Ik heb geschoten en hem in zijn borst geraakt.’
‘Met een geweer.’
‘Ja. Met een jachtgeweer. Hij was op slag dood.’ Roman zuchtte en ging zitten. Hij legde zijn ruwe handen op zijn knieën en zag er opeens tien jaar ouder uit. ‘Ik was net achttien geworden. Maar dat weet u waarschijnlijk al.’
‘Ik heb uw achtergrond laten natrekken.’
Roman knikte. ‘Hier blijft niets geheim. Het punt is, dat hij geen heilige was, ook al was hij de zoon van een arts. Maar ik had hem doodgeschoten, dus moest ik de gevangenis in. Vier jaar wegens doodslag.’ Roman keek naar zijn handen, die na al die jaren van arbeid in de bossen vol littekens zaten. ‘Ik heb sindsdien geen vuurwapen meer aangeraakt. Daarom ben ik zo goed met pijl en boog.’
‘Gottfried Baum heeft Roman in dienst genomen toen hij uit de gevangenis kwam,’ zei Sansone. ‘En ik steek mijn hand voor hem in het vuur.’
‘Hij moet evengoed mee naar het bureau om een verklaring te ondertekenen.’ De rechercheur keek naar de boswachter en zei: ‘Kom, meneer Roman, dan gaan we.’