Reading Online Novel

Tess Gerritsen(97)



In andere omstandigheden zou Maura gedacht hebben dat het om een onfortuinlijke jager ging die was omgekomen vanwege de onoplettendheid van zijn maat. Maar deze man bevond zich onbevoegd op privéterrein en had vanaf de platte rots waarop zijn geweer lag vrij uitzicht gehad op het dal en de school. Hij had precies kunnen zien wie er arriveerde en wie er vertrok.

Ondanks dat ze gewend was aan de onaangename geur van lijken, draaide Maura zich om toen het lijk op een groot vel plastic werd gerold en er zo’n weerzinwekkende stank vrijkwam dat ze kokhalzend haar mouw tegen haar neus drukte. Het team van dr. Owen was uitgerust met beschermende kleding en maskers, maar Maura had als toeschouwer genoegen genomen met handschoenen en schoenbeschermers, alsof zij, de keiharde patholoog uit de grote stad, wilde bewijzen dat ze zo immuun was geworden dat een half in staat van ontbinding verkerend lijk haar niets meer deed.

Dr. Owen hurkte naast de dode man. ‘Er is nauwelijks sprake van rigor mortis,’ zei ze, toen ze de ledematen voorzichtig testte op lijkstijfheid.

‘Het was vannacht tien graden,’ zei een van de rechercheurs van Maine State Police. ‘Een zwoele nacht.’

De patholoog tilde de zoom van het T-shirt van het slachtoffer op om de buik te bekijken. Maura kon zelfs van een afstandje de door autolyse veroorzaakte veranderingen zien. De dood heeft altijd een domino-effect op de weke delen. Proteïnen en ontbindende vliezen worden verteerd door lekkende enzymen, bloedcellen vallen uiteen en dringen door aderwanden heen, en in de daaruit resulterende soep van voedingsstoffen gedijen bacteriën die de buikholte vullen met gassen. Maura hield haar hand voor haar mond en neus en hurkte naast dr. Owen. Ze keek naar het patroon van blauwe aderen op de gezwollen buik en wist dat ze zouden zien dat de balzak net zo gezwollen was, als ze de broek naar beneden zouden trekken.

‘Achtenveertig tot tweeënzeventig uur,’ zei dr. Owen. ‘Bent u het daarmee eens?’

Maura knikte. ‘Gezien de relatief geringe schade die door de dieren is aangebracht, neig ik naar de ondergrens van uw schatting. De vraatsporen zijn beperkt gebleven tot het hoofd, de nek en…’ Maura keek naar de botstomp die uit de mouw van het windjack stak. ‘…de arm. De huid van de pols moet ontbloot zijn geweest. Daarom konden ze er makkelijk bij komen.’ Ze vroeg zich af of Beer ook een hapje had genomen voordat hij zijn stinkende vondst naar Claire had gebracht. Voorlopig maar liever geen vriendelijke likjes, Beer.

Dr. Owen beklopte de zakken van het jack en de broek. ‘Hier zit iets,’ zei ze. Ze haalde een platte portefeuille uit de broekzak. ‘Mooi zo. Nu kunnen we zien wie het is. Ik heb hier een rijbewijs, uitgegeven in Virginia, van ene Russell Remsen, zevenendertig jaar, één meter drieëntachtig, vijfennegentig kilo, bruin haar, blauwe ogen.’ Ze bekeek het lijk. ‘Dat zou hem best eens kunnen zijn, maar laten we hopen dat er ergens gebitsfoto’s van hem zijn.’

Maura staarde naar het gezicht van de man, de ene helft weggeknaagd, de andere helft gezwollen en slijmerig van de stinkende lichaamssappen. Die sappen hadden het overgebleven ooglid doen zwellen tot een ballonachtig zakje. Aan de rechterzijde hadden dieren de nek ontdaan van huid en spieren. De schade liep door tot de rand van zijn kleding, waarin scherpe tanden gaatjes en rafels hadden gemaakt toen de dieren hadden geprobeerd bij de schouderspieren te komen. Daarna zouden ze aan de borstholte zijn begonnen. Ze zouden het hart, de longen, de lever en de alvleesklier naar buiten hebben getrokken om op te peuzelen. De ledematen zouden ze uit hun kom hebben gerukt, een buit die ze konden meenemen naar hun hol, voor de jonkies. Het bos zou ook een rol hebben gespeeld. Woekerplanten zouden zich om de ribben hebben gewikkeld, insecten zouden de vleesrestanten hebben verorberd. Over een jaar, dacht Maura, zou er van Russell Remsen niets anders zijn overgebleven dan wat stukjes bot die her en der verspreid lagen tussen de bomen.

‘Het wapen dat deze man bij zich had, is geen gewoon jachtgeweer,’ zei een van de rechercheurs, die naar het wapen keek dat op de rots lag. Hij pakte het met gehandschoende handen en liet het aan dr. Owen zien. Op de zijkant van de kolf stond het wapen van de fabrikant.

‘Wat voor soort geweer is het?’ vroeg Maura.

‘Een M110, Knight’s Armament, halfautomatisch, met tweepoot.’ Ze kon aan zijn gezicht zien dat hij onder de indruk was. ‘Met een sterke telescooplens en een magazijn voor twintig kogels, geschikt voor kaliber .308 en .762. Nauwkeurig tot een afstand van achthonderd meter.’

‘Allemachtig,’ zei dr. Owen. ‘Kun je hiermee van een kilometer afstand grootwild schieten?’

‘Het is niet ontworpen om te jagen. Het wordt in het leger gebruikt. Het is een bijzonder mooi en bijzonder duur scherpschuttersgeweer.’