Reading Online Novel

Tegenlicht(75)







40





Vanuit de hoofdsteun van de vliegtuigstoel voor me keek Brad Pitt me getergd aan. Wat hem precies dwarszat had ik niet meegekregen. Ik voelde me licht in het hoofd, een beetje misselijk. De laatste nacht in Ruskin had ik geen oog dichtgedaan, ik wilde niets liever dan slapen, maar ook tijdens deze intercontinentale vlucht van Washington naar Amsterdam dreigde het niet te gaan lukken. Zo nu en dan dommelde ik in, om van het minste gerucht weer wakker te schieten.

De grondstewardess had ons allemaal op dezelfde rij geplaatst; ik zat met Robert en Lucien op de drie stoelen in het midden. Links van ons, met een gangpad ertussen, sliepen Noa, Chieltje en hun moeder. Rechts van me, gescheiden door een tweede gangpad, zaten Aron en zijn ouders – Rosalie aan het raam, waarvan de schuif was dichtgeschoven. Mijn schoonouders hadden hun rugleuningen naar achteren gezet en ze droegen slaapmaskers.

Hoe dichter de Boeing Nederland naderde, hoe meer ik ging beseffen dat ik de kalme, vanzelfsprekende aanwezigheid van deze mensen zou gaan missen. Het was zo tweeslachtig: de afgelopen dagen had ik me erop verheugd om weer naar huis te gaan, naar de rust en ruimte om na te kunnen denken en de accu op te laden. Maar nu het zover was, begon ik me af te vragen wat me daar eigenlijk wachtte, behalve de vier stenen muren van ’t Fort en mijn werk.

‘Kun je niet slapen?’ Aron keek me aan.

Ik schudde mijn hoofd. ‘Niet in een vliegtuig.’

‘Vliegangst?’

‘Nee. Gewoon…’ Ik keek om me heen. ‘Te veel mensen.’

Hij knikte alsof hij het begreep. ‘Wat gaan jullie met oud en nieuw doen?’

‘Oud en nieuw vieren we altijd met een oude vriendengroep van Lucien, mensen die we alleen dan zien. En jij?’

‘Uitgenodigd door een stel vrienden in El Campello. Expat-feestje.’

‘Klinkt goed.’

‘Is het ook wel.’ Hij nam een slok van zijn water.

‘Ga je gelijk terug naar Spanje?’

‘Morgen. Ik blijf een nachtje in Amsterdam en dan vlieg ik door naar Alicante.’

Ik wilde hem zeggen dat ik het jammer vond dat ik hem voorlopig niet meer zou zien, maar ik liet de gedachte rondzwerven in mijn hoofd zonder haar uit te spreken. Ik knikte en keek weer voor me. Het ging helemaal niet goed met Brad Pitt. Zweet parelde op zijn voorhoofd.

‘Wanneer ga jij weer aan het werk?’ hoorde ik Aron vragen.

‘Meteen, denk ik, als ik niet te veel last krijg van de jetlag.’

‘Fotograferen?’

Ik lachte vreugdeloos. ‘Helaas niet, dat begint pas weer half januari. De komende weken stort ik me op de achterstallige administratie.’

‘Werk je vanuit huis?’

‘Nee. Ik huur een boerenschuur die ik als kantoor en studio gebruik.’ Ik vertelde hem van mevrouw Van Grunsven en haar hondje en hoeveel geluk ik had gehad dat ik de schuur voor zo’n laag bedrag van haar had kunnen huren. Dat de voormalige kippenstal perfect was voor het doel, omdat de rij doorzichtige golfplaten op het dak het daglicht zo mooi filterde dat ik bij helder weer niet eens kunstlicht hoefde te gebruiken.

‘Waar is dat precies?’

Ik legde het hem uit. Gedetailleerd, compleet met herkenningspunten en afstanden.

Aron keek me aan met een gezichtsuitdrukking die ik niet goed kon thuisbrengen. ‘Ik zal het onthouden,’ zei hij zacht. Bleef me aankijken.

Voor het eerst sloeg ik mijn ogen niet neer. Met mijn hoofd tegen de rugleuning liet ik mijn blik over zijn gezicht dwalen, over de stoppels op zijn kaak, over zijn lippen, zijn ogen en de ondiepe rimpels die ontsprongen in zijn buitenste ooghoeken en die, als hij breeduit lachte, talrijker werden en helemaal doorliepen tot aan zijn oren.

Terwijl ik naar hem keek gebeurde er iets. Het was alsof er wat knapte vanbinnen, diep in mijn borstkas, iets kleins en teers, waaruit een warme vloeistof vrijkwam, een inwendige tranenvloed die zich verspreidde naar mijn buik. Mijn benen, mijn armen. Geleidelijk. Kabbelend, golvend, voorzichtig. Mijn ademhaling versnelde. Er stroomde vreugde door me heen die me deed glimlachen. Tegelijkertijd was er verdriet, dat zacht aan me knaagde. Pijn. Euforie. Leegte. Gelukzaligheid.

Ik ervoer emoties die ik nooit eerder had ervaren; tenminste niet allemaal tegelijk.

Arons mond vormde een lome glimlach, zijn ogen licht toegeknepen in een blik die zo intens was dat ik die lijfelijk voelde, als een streling. Ik zou willen dat hij mijn hand vastpakte zoals tijdens onze reis naar Mars.

Fysiek contact.

Maar dat was nu een onmogelijkheid geworden.

‘Kan ik u een kopje koffie of thee aanbieden?’ Een stewardess wrong zich tussen ons in op het gangpad, duwde een metalen kar voor zich uit.

‘Thee graag,’ hoorde ik Aron zeggen.

Ze schonk een bekertje voor hem in en boog zich naar mij. ‘Koffie of thee? Water?’