Reading Online Novel

Tachtig dagen rood(46)



‘Het spijt me, het spijt me oprecht,’ was alles wat hij kon uitbrengen. Hoe kon hij het haar uitleggen zonder de dingen nog erger te maken?

Later, toen hij de niet-begrijpende Liana iets had gerustgesteld en als verontschuldiging een taxi voor haar naar huis had betaald, voelde Dominik de behoefte aan frisse lucht, al was het maar om de zware wolk van onrust te verdrijven die in zijn hoofd kolkte. Hij liep in de richting van de zee. Het was halverwege de middag. De tijd ging langzaam vandaag.

De zee was somber, uitgespreid tegen een grijze horizon. Witte lijnen bevlekten zijn oppervlakte en de resten van de oude West Pier rezen op uit de slapende golven als het aangetaste geraamte van een prehistorisch dier.

Vakantiegangers en rondhangende congresbezoekers deelden de boulevard met kinderen en hardlopers. Ze omzeilden de fietsers die over hun slecht aangegeven fietspad scheerden alsof het hun eigendom was. Dominik had een hol gevoel en zijn maag rommelde. Hij bedacht dat hij nog niets had gegeten. In zijn haast om de trein vanuit station Waterloo te halen had hij geen tijd gehad om te ontbijten. Hij herinnerde zich de snackkraam bij de ingang van de Palace Pier en besloot daarheen te lopen. Hij liep snel langs de rij hotels, het Metropole, de betonnen massa van het Brighton Conference Centre en het Old Ship, en kwam vervolgens bij de pier aan.

De friet verwarmde hem lichamelijk en geestelijk. Niet bepaald geraffineerd voer, maar het noodzakelijke troostvoedsel voor de geest. Hij werkte ze snel tot de laatste hap naar binnen en overwoog om door West Street te lopen, naar een tweedehandsboekenzaak waar hij tien jaar eerder was geweest. Hij had besloten dat hij die nacht in de hotelkamer in Hotel Pelirocco zou blijven, die hij tenslotte al had betaald. Hij had toch geen haast om terug naar Londen te gaan.

Toen hij de hoek om wilde slaan werd zijn aandacht getrokken door de hoeveelheid affiches die bij het Brighton Centre hingen. Behalve voor conferenties en congressen was het labyrintachtige gebouw ook een toplocatie voor concerten en ’s zomers werd er zelfs geschaatst.

Hij had Arcade Fire hier een keer gezien, toen hij geen kaartjes kon krijgen voor hun uitverkochte optreden in Londen. Misschien zou een concert zijn hoofd leegmaken. Geen van de affiches die bij het centrum hingen waren echter voor die avond. Hij liep het gebouw binnen en zocht het ticketbureau op.

Ja, er stond die avond een concert gepland, maar er werd niet veel reclame voor gemaakt. Er waren nog kaartjes beschikbaar. Ze waren vrij goedkoop, werd hem verteld, omdat de band die optrad dit zag als een soort opwarmertje, een repetitie voor een mogelijk tournee weg van de priemende ogen van de pers en fans.

‘Hebben ze ook een naam?’ vroeg Dominik aan de caissière.

‘O ja, natuurlijk,’ zei de vrouw; ze zag er slonzig uit en was van middelbare leeftijd. Ze haalde een kleine flyer tevoorschijn en reikte hem die aan. Ze las voor: ‘Ze heten Groucho Nights. Ik heb er nog nooit van gehoord. Er zit een klassiek violiste bij.’ Ze tuurde naar de kleine lettertjes. ‘Een of andere buitenlandse naam…’

Dominik griste de dunne flyer weg.

‘Met Summer Zahova.’

Hij bleef even zwijgend staan, verbijsterd.

‘Groucho Nights, met Summer Zahova – Slechts één optreden, eerste optreden in het vk voor hun Europese tournee. Hun eerste echte optreden voor publiek in deze samenstelling.’

‘Wilt u een kaartje of niet?’ De stem van de caissière bracht hem terug in de realiteit.

‘Ja, ja, natuurlijk.’

Hij gaf haar wat contant geld.

Het concert begon niet voor 20.30 uur. Hij had nog vijf uur de tijd.

Hij stond alweer op straat toen hem iets te binnen schoot.

Hij keerde om en vroeg de caissière, die een roddelblad zat te lezen: ‘Weet u of de band van vanavond al hier is? Misschien voor een soundcheck?’

‘Hoe moet ik dat weten?’ antwoordde ze afwezig. ‘Er is een conciërge op de eerste verdieping, misschien kan hij u van dienst zijn.’

Dominik stormde de trap op, op zoek naar het kantoor waar hij zijn vraag kon stellen. Nadat hij verschillende medewerkers tevergeefs had ondervraagd, vond hij eindelijk een man die wist waar hij het over had. Hij kreeg echter te horen dat de repetities besloten waren en dat deze niet door publiek bijgewoond mochten worden.

‘Maar zijn de musici al hier?’ vroeg Dominik.

Op dat moment hoorde hij het gedempte geluid van een elektrisch versterkte viool, of misschien was het een gitaar, dat op de onzichtbare vleugels van het muziekstuk opsteeg uit de verre diepten van het gebouw.

‘Zijn ze dat? Ze zijn al aan het repeteren, of niet?’

De andere man knikte.

‘Ik moet een van de musici spreken, de violiste, Summer Zahova,’ hield Dominik vol.

‘Ze mogen niet gestoord worden,’ antwoordde de ander.