Reading Online Novel

Storm op komst(59)



+++

In de statiezaal was het feest in volle gang. Na het diner waren de tafels aan de kant geschoven om de dansvloer vrij te maken en het tot dan toe ingetogen orkest had het tempo aanzienlijk opgevoerd. Terwijl de muzikanten de ene na de andere hit uit de jaren twintig van de negentiende eeuw speelden, van de quadrille tot en met de uitbundige danse espagnole en de onmiskenbaar pikante wals, dansten de gasten er steeds vrolijker op los.

Rose liep met een doodsbleek gezicht door het gewoel. Ze manoeuvreerde om Norland heen (die zo vurig met Lydia Wunderbar, de bibliothecaresse, danste dat ze moesten oppassen zichzelf niet te verwonden) en liep dwars over de dansvloer op Galliana af.

‘Hier. Die kun je op vingerafdrukken controleren,’ zei ze, terwijl ze de commandant heimelijk de twee brieven toestopte die ze uit de stapel op Jupitus’ bureau had gehaald.

‘Heb je nog aanwijzingen gevonden?’ vroeg Galliana zonder haar handlanger aan te kijken.

‘Ik heb alle laden doorzocht. Niks verdachts.’

‘Rose? Gaat het? Je ziet bleek.’

‘Niet echt,’ antwoordde Rose met een frons. ‘Ik heb iets anders nogal verontrustends gevonden. Weet je nog dat ik jaren geleden, toen ik op Mont Saint Michel woonde, een tijdje heb getuinierd? Ik probeerde mijn eigen roos te kweken. Met als enige resultaat een nogal saaie plant, die maar één keer bloeide en na drie weken dood was. Hij had bonte, rood met witte bloemen.’ Als in trance vervolgde Rose: ‘In Jupitus’ suite heb ik zojuist een van die bloemen zien liggen, in een glazen kistje.’

Galliana draaide zich naar haar vriendin om, trok een wenkbrauw op en keek weer naar de dansvloer.

‘Dat is nog niet alles,’ zei Rose. ‘Ik heb ook een laatje ontdekt met oude aantekeningen van me: boodschappenlijstjes, kattebelletjes, onbetekenende krabbels die uit mijn prullenbak moeten zijn gevist.’ Haar stem bereikte een schel, lichtelijk hysterisch register.

‘Grote goden, hij is verliefd op je.’

‘Doe niet zo belachelijk,’ zei Rose resoluut. ‘We haten elkaar!’

Een half uur later kreeg Rose haar tweede schok van die avond. Terwijl ze naar de bar liep voor nog een glas kalmerende rumpunch, klonk achter haar een zachte stem: ‘Ik ben de spion niet.’

Ze draaide zich om en zag een doodernstig kijkende Jupitus Cole staan. ‘Pardon?’ reageerde ze onschuldig.

‘Ik weet dat je in mijn suite bent geweest. Ik was er zojuist en rook je parfum. Of je me nu gelooft of niet, dat maakt niet uit, maar als je op zoek bent naar een dubbelspion kun je je tijd elders beter besteden.’

‘Ik snap niet...’ mompelde Rose.

‘Doe niet zo onnozel,’ zei Jupitus. Hij keek haar met zijn meest doordringende blik strak aan. ‘Als je wilt horen wat ik erover te weten ben gekomen, volg me dan.’ Hij draaide zich om, beende naar de deur en verliet de zaal.

Rose bleef verbijsterd staan. Terwijl ze een besluit probeerde te nemen schoten haar ogen heen en weer door de zaal. Toen sloeg ze haar rumpunch in één keer achterover en ging achter Jupitus aan de zaal uit.

Hij stond nonchalant bij de centrale trap op haar te wachten. In zijn hand hield hij een kandelaar met brandende kaarsen. ‘Deze kant uit,’ zei hij koel, terwijl hij de trap op ging. Zwijgend ging hij haar voor, twee trappen op en een gang in, totdat ze uiteindelijk voor de deur stonden van de Gezichtenbibliotheek. Het rumoer van het feest was in de verte nog hoorbaar.

‘Ik kon vannacht niet slapen,’ lichtte Jupitus toe, ‘en was op weg naar de keuken. Een kop warme chocolademelk haalt meestal wel de scherpe kantjes van het gepieker. Toen ik hier de hoek om kwam zag ik een gedaante in een donkerblauwe mantel uit de Gezichtenbibliotheek komen. Ik zag zijn gezicht niet, maar het leek me een man. Ik vond het verdacht zoals hij de deur achter zich sloot en haastig door de gang verdween.

‘Ben je hem gevolgd?’

‘Ik verkoos een kijkje te nemen in de bibliotheek.’

Jupitus opende de deur en ging Rose voor. De kaarsen hulden de ruimte in een schemerig licht. Het was vijftien jaar geleden dat Rose hier voor het laatst voet had gezet en ze was vergeten hoe spookachtig het er was met de lange, hoge muur die louter uit portretten bestond. De gezichten van de vele vrienden en vijanden van de Wakers van de Tijd, van eeuwen her, keken op haar neer. Even later tingelde er een belletje en kwam het mechaniek klikkend tot leven, waardoor alle schilderijen om hun as draaiden en er een andere muur van gezichten verscheen.

‘Deze deur stond open,’ vervolgde Jupitus fluisterend, terwijl hij naar een verborgen doorgang in de verste hoek van de ruimte liep. Hij duwde de deur open en stapte de inktzwarte duisternis achter de portretten in.