Stil Bloed(40)
‘Naar Manneke Pis zou gaan kijken? Dat heb ik al in eeuwen niet meer gedaan, hoor.’
‘Ik bedoel gewoon dat zoiets voor ons de normaalste zaak is. We gokken trouwens al lang niet meer, en toen we het wel nog deden, was het ook alleen maar voor de fun, om wat bezig te zijn.’
‘Wat doen jullie dan zoal op maandagavond?’
‘We kleden ons mooi aan, we wandelen wat rond in de speelzaal en we gaan naar de bar, om bij te praten. Het is een beetje een ritueel geworden, mevrouw Meerhout, meer niet.’
‘Vorige week maandag was u dus samen met hem in het casino?’
Ducaille knikte. ‘En nu gaat u mij vragen of alles normaal was met hem, of ik iets vreemds gemerkt heb of zo.’ Hij glimlachte. ‘Ik mis geen enkele misdaadreeks op Canvas, dat is vaste prik op zaterdagavond. Daar gebeurt dat toch ook zo?’
‘En was alles normaal met hem? Heeft hij iets… ongewoons gezegd? Over Laura bijvoorbeeld?’
‘Nee. Integendeel. Alleen maar hoe goed ze het deed op school. Steven aanbidt zijn dochter, commissaris, dat is vaderliefde met hoofdletter V.’
‘Waar gaat ze naar school?’
‘Ze volgt een lerarenopleiding in Brugge. Ze was met vlag en wimpel geslaagd voor haar eerste jaar, Steven was apetrots op haar. En daarbovenop volgt ze avondschool hier in Oostende. Een harde werker, hoor, dat heeft ze ongetwijfeld van haar vader.’
‘Weet u wat ze hier in Oostende studeert dan?’
‘Iets zakelijks. Bedrijfsbeheer, kan dat? Dat doet ze voor Steven. Zijn grote droom is dat Laura op termijn de zaak zou overnemen, ziet u.’
‘Dit klinkt misschien wat vreemd, meneer Ducaille,’ zei Liese, ‘maar hebt u de indruk dat het een gelukkig gezin is?’
De directeur van het Mu.ZEE aarzelde. ‘Ik roddel niet graag over mensen, commissaris. Leven en laten leven, dat is mijn motto.’
Liese zweeg en deed of ze door haar notities ging. De ervaring leerde dat de overgrote meerderheid van de mensen die ze voor haar werk een dergelijke vraag stelde, bijna altijd zo’n antwoord gaf. Waarna diezelfde overgrote meerderheid zich toch verplicht voelde om meer uitleg te geven. Ducaille was gelukkig niet anders, al deed hij het via een omweggetje.
‘Ik heb nooit iets abnormaals of iets onaangenaams van Steven gehoord, wat dat betreft’, ging Ducaille verder. ‘Hij aanbidt zijn dochter en zij aanbidt hem, daar ben ik zeker van.’
‘En de moeder?’
‘Ook, ook.’
Ze wachtte opnieuw.
‘Ik moet toegeven dat het met Catherine wat minder is. Ze is niet echt een… hoe zal ik het zeggen… een moederkloek. En een stiefdochter is toch altijd een beetje anders, niet?’
‘Stiefdochter?’ vroeg Liese.
‘Ja, wist u dat niet? Laura is een kind uit het eerste huwelijk van Steven. Zijn vrouw is omgekomen in een autoongeval. Dat moet, goh, wacht eens even… dat moet bijna twintig jaar geleden gebeurd zijn, net nadat haar dochter was geboren.’ Ducaille vouwde zijn handen samen alsof hij ging bidden. ‘Gruwelijk was dat, mevrouw Meerhout, ik herinner het me nog. Laura was nauwelijks enkele maanden oud. Maar sindsdien krijg je geen speld meer tussen vader en dochter, de zorg voor haar heeft hem echt overeind gehouden in die periode.’
‘Catherine is niet echt een moederkloek, zei u.’
Ducaille schudde het hoofd. ‘Pas op, ik heb haar graag hoor, al zie ik Steven natuurlijk veel meer. Maar tussen Laura en Catherine heeft het nooit echt geboterd.’
Toen Liese weer op de stoep voor het Mu.ZEE stond, kostte het haar één telefoontje naar het CVO-instituut om te vernemen dat Laura Magits inderdaad bedrijfsbeheer studeerde, twee avonden in de week, en dat Tom Franssen haar hoofddocent was geweest.
‘Moet dit echt nu? Ik zou liever hebben dat u een andere keer terugkomt, mevrouw’, beet Catherine Magits haar een halfuur later toe.
De vrouw had Liese met tegenzin binnengelaten in de ruime villa, waar, voor zover Liese dat kon zien, bijna alles in schakeringen van wit was geschilderd, en waar zo veel kunst aanwezig was dat sommige doeken gewoon tegen de muren gestapeld stonden, alsof de Magitsen er nog niet uit waren waar ze de nieuwste aanwinsten nu weer moesten hangen.
In de enorme woonkamer, die uitkeek over een half verwilderde tuin, zat Steven Magits achterovergeleund op een muisgrijze sofa. Hij zag bleker dan sommige muren in het huis, vond Liese.
‘Mijn man en ik hebben de politie al over de vloer gehad. Twee keer zelfs. Wat moet u in godsnaam nog weten van ons?’ snauwde zijn vrouw.
‘Het spijt me dat ik stoor. En ik beloof u dat het niet lang zal duren’, zei Liese rustig. ‘Dag meneer Magits.’
‘Gaat u alstublieft zitten, mevrouw.’ Er zat geen spatje energie in zijn stem.