Spoor(175)
Op weg naar buiten loopt hij in de gang Jack Fischer en Fanus Delport tegen het lijf.
‘Je hebt het druk,’ zegt Jack tevreden.
‘Ik maak vorderingen.’
‘O?’
Joubert geeft een snelle samenvatting.
Fischer fluit zacht onder zijn snor. ‘Dat betekent dat Vlok hemelen is. Je laat niet je Porsche achter als je de kuierlatten neemt.’
‘Flint,’ zegt Joubert. ‘En ik zal de saps onze informatie moeten geven. Na vanochtend. Er is een ambtelijk verzoek.’
‘Jissis,’ zegt Jack. ‘Luister, volgens de wet moeten we hun “informatie die verband houdt met een onderzoek” geven. Het is onmogelijk vast te stellen wat er allemaal “verband houdt”.’
‘Ik ga open kaart spelen, Jack.’
Fischer streelt zijn welige haardos. ‘Ja, ja... Ze gaan er hoe dan ook mee lopen geuren. Wie is de rechercheur?’
‘Inspecteur Fizile Butshingi. Milnerton.’
‘Daar heb je het al.’
Als Joubert zich omdraait en wegloopt, roept Fanus Delport hem na. ‘Niet al te snel vorderingen maken.’
Bij de grote wegwerkzaamheden op de Tafelbaaiboulevard wordt hij zich bewust van zijn ongeduld met het zware verkeer en het trage tempo. Alsof zijn hoofd in een hogere versnelling staat.
Hij kan het nu zien, hij heeft zijn aantekeningen en tijdlijn niet nodig, alle stukken zijn er, haarscherp, gedachten die dansen, zijn hypotheses zijn sterk, zijn conclusies lijken te kloppen, alsof hij op een hoogte staat en verder kan zien, al weet hij niet precies wat er aan de horizon is.
Hij kent het, die drang, die helderheid, de onderdrukte euforie. Hij heeft geploeterd om de tekenen te vinden, gezocht, gesnuffeld en gekrabd, maar nu heeft hij het, nu rent hij over het spoor, de geur van bloed in zijn neus, de koorts van de jacht in zijn hoofd.
Het is vijf, zes jaar geleden dat hij voor het laatst dat gevoel had.
Hij had een veel oudere vrouw verwacht. Misschien is hij misleid door haar naam, maar Bessie Heese is in de dertig. En mooi. Kort bruin krulhaar, fijne trekken, zilverkleurige montuurloze bril waardoor ze een professionele indruk maakt. Elegant. Grijze kokerrok en witte blouse met kant.
Ze neemt hem mee naar een ‘vergaderkamer’. Ronde tafel, vier stoelen, geen ramen. Ze noemt hem ‘inspecteur’. Hij laat het zo.
‘U moet begrijpen, inspecteur, dat abc onder normale omstandigheden vertrouwelijke informatie alleen aan de politie verschaft. Maar omdat mevrouw Flint de echtgenote van een werknemer is en een formeel schriftelijk verzoek heeft ingediend, ben ik gemachtigd bepaalde vragen te beantwoorden.’ Haar stem is vlak, professioneel. Ze beweegt niet als ze praat, maar zit doodstil. Volmaakt beheerst.
‘Dat stel ik op prijs,’ zegt hij.
‘Waarmee kan ik u van dienst zijn?’
Hij ritst zijn schrijfblok open, vindt een schone bladzij en pakt zijn pen. ‘Was er ooit een vermoeden dat Danie Flint bij enig misdrijf betrokken was?’
Ze verbergt het goed, maar hij kan zien dat de vraag haar overvalt. ‘Misdrijf? Nee, absoluut niet.’
‘Geen grote sommen geld die bij abc zijn verdwenen? Met name contanten.’
‘Ik... ik moet zeggen dat het niet de vragen zijn die ik had verwacht.’
‘Het zal me vooruithelpen als u me antwoord kunt geven.’
‘Inspecteur, het werk van een regiomanager... de manier waarop wij geld innen... is ver verwijderd van Flints dagtaak.’
‘Kunt u me vertellen hoe het in zijn werk gaat?’
Ze denkt na, knikt en vertelt het hem. Passagiers kunnen in principe op drie manieren een kaartje kopen: in de bus zelf, bij de chauffeur. Of bij de knipkaartverkopers die op strategische plekken over het hele schiereiland zijn gestationeerd. Of bij een paar grote kantoren waar buschauffeurs en knipkaartverkopers ook dagelijks hun contante geld moeten afgeven.
‘Dus,’ legt ze uit, ‘de regiomanager zit niet in dat circuit.’
‘Dat begrijp ik,’ zegt Joubert. ‘Maar hij kent mensen in het circuit. Hij werkt elke dag met mensen die deel uitmaken van het systeem.’
‘Dan kan hij alleen indirect betrokken zijn geweest.’
‘In dit geval is dat heel goed mogelijk. Zijn er op enig moment grote hoeveelheden contant geld gestolen, vorig jaar? September, oktober?’
Ze zit roerloos, haar ogen knipperen twee keer achter de bril. ‘Inspecteur, moet ik hieruit afleiden dat Danie Flint bij een misdrijf betrokken was?’
Joubert beseft dat het de loyaliteit van abc ten opzichte van Flint – en hun samenwerking – sterk zal beïnvloeden. ‘Nee,’ zegt hij. ‘We zitten met een onverklaarbaar geldbedrag. Ik weet nog niet hoe hij eraan is gekomen, maar misdaad is een van de mogelijkheden.’
Ze verwerkt die informatie, met een kleine, beheerste frons. ‘Maar waarom denkt u dat het geld iets met abc te maken heeft?’