Soixante neuf(6)
Ze staarde naar buiten. Maart was net begonnen, maar de lente leek nog ver weg. Gisteren had haar moeder ge-sms’t dat het bizar koud was voor de tijd van het jaar. Ze huiverde. Nu ze geland waren, leek het in het vliegtuig al een paar graden kouder, maar dat moest verbeelding zijn. Ze dacht aan het witte strand waar ze nog geen vierentwintig uur geleden afscheid van had genomen en voelde een steekje van heimwee. Toch had ze geen spijt van haar keuze. Nadat ze drie dagen geleden Rudi had beloofd dat ze terug zou komen, had ze nog een paar keer behoorlijk getwijfeld. Die nacht had ze uren wakker gelegen, zich afvragend of ze het wel kon, of ze niet opnieuw meegesleept zou worden als ze wist dat er meer te halen viel.
Toen ze klein was had ze jarenlang aan paardrijden gedaan. Meerdere keren was ze van een pony gevallen, al die keren was ze er meteen weer op geklommen. Anders durf je niet meer, had de instructrice gezegd. Het was waar. Als het misging, zat er niks anders op dan door de zure appel heen te bijten en jezelf te dwingen zo snel mogelijk opnieuw te beginnen. Met de lessen die je nu had geleerd in je achterhoofd. Hoe langer je wachtte, hoe moeilijker het werd. En nu had ze twee maanden gewacht. Al was een undercoveroperatie iets anders dan een paardrijles, de koudwatervrees was hetzelfde.
Het vliegtuig kwam tot stilstand bij de gate en Sanne stond op om haar tas te pakken. Ze trok haar vest aan en even later liep ze het vliegtuig uit. Ze rilde. Het was inderdaad koud.
Ze verbaasde zich erover hoe snel ze door de paspoortcontrole was. Dat was in Thailand wel anders. Toen ze bij de bagageband aankwam, kwam haar backpack er net aan. Met enige weemoed sjorde ze hem van de band en hees hem op haar rug. Daarna ging ze op weg naar de uitgang.
‘Sanne!’ Ze hoorde haar moeders stem al voor ze haar zag. Zoekend keek ze om zich heen, haar hart begon sneller te slaan. Tussen twee bejaarde stellen door zag ze haar moeder staan. Ze versnelde haar pas.
‘Mam!’ Ze omhelsde haar moeder.
Die knuffelde haar, maakte zich daarna los en hield haar dochter op een armlengte afstand. ‘Ik heb je gemist, lieverd. Hoe was je vlucht?’
Terwijl ze naar de parkeergarage liepen, vertelde Sanne over de uren in het vliegtuig. Even later zaten ze in de auto.
‘Ga je met mij mee, of wil je naar huis?’ vroeg haar moeder.
Even aarzelde Sanne. ‘Naar huis’, zei ze toen. ‘Ik moet morgenochtend op het bureau zijn.’
Ze zag dat haar moeder schrok. ‘Morgen al?’
‘Ja. Het is belangrijk dat we zo snel mogelijk beginnen.’
‘Maar lieverd...’
Sanne keek opzij toen haar moeder niet verder praatte. ‘Wat?’
‘Is het gevaarlijk?’
‘Ik weet wat ik doe, mam.’
‘Maar de vorige keer...’
‘Daar heb ik van geleerd. Deze keer gaat het niet mis.’ Sanne slikte. Die woorden klonken een stuk zekerder dan ze zich voelde, maar ze wilde niet dat haar moeder dat wist.
Ze staarde uit het raam en voelde de spanning in haar hele lijf toenemen. Minder dan vierentwintig uur tot ze moest aantreden. Er was nu geen weg terug meer.
Sanne bleef even staan en keek op naar de gevel van het gebouw dat ze zo goed kende. Veel mensen dachten dat de dienst die undercoveroperaties uitvoerde wel gevestigd zou zijn in een schimmig, anoniem pand in een achterafbuurt. Maar het gebouw waar ze nu voor stond was een gewoon kantoorpand aan de rand van Utrecht, keurig voorzien van een politielogo. Omdat er weinig anoniems aan was, was het niet de bedoeling dat iemand die betrokken was bij een undercoveractie hier open en bloot in en uit liep, maar dat was ook niet nodig. Want als je undercover was, had je hier niks te zoeken. Dan regelde de dienst een appartement in de buurt van de operatie, dat op geen enkele manier te herleiden was naar de politie. Bovendien werd je voorzien van een nieuwe identiteit, inclusief identiteitsbewijs, levensverhaal en zelfs Facebookaccount. Het kostte Sanne over het algemeen een aantal dagen voor ze zich helemaal thuis voelde in haar nieuwe rol. Daarna kon ze hem ook met verve spelen. Het moeilijkste was antwoord te geven op vragen over haarzelf, en dan te onthouden wat ze precies had gezegd. De kleinste details waren daarbij belangrijk. Ze ging over het algemeen niet undercover bij het plaatselijke bejaardentehuis, ze kreeg te maken met lieden die iets te verbergen hadden en daardoor tot op het bot wantrouwend waren. Als een undercoveroperatie niet lukte, kwam dat dan ook meestal doordat de betreffende agent niet wist door te dringen. Ontmaskeringen vonden zelden plaats en dat was maar goed ook, want criminelen hielden niet van pottenkijkers.
‘Hé Sanne.’
Ze draaide zich om toen ze de bekende stem hoorde. ‘Ha Jos.’
De oudere rechercheur fronste toen hij haar zag. ‘Was jij niet op vakantie?’