Soixante neuf(27)
‘Ja, precies.’ Het zelfvertrouwen van haar gesprekspartner groeide door de bevestiging van wat ongetwijfeld niet meer dan een losse flodder was, mogelijk ingegeven door rivaliteit onderling of simpelweg de hang naar sensatie. ‘Ik heb het ook gehoord. Ik bedoel: wie zegt zoiets? Dan ben je toch niet helemaal hier.’
Sanne blikte opzij en zag het meisje met haar vinger tegen haar slaap tikken. ‘Waar is ze eigenlijk?’
De brunette haalde haar schouders op. ‘Uithuilen bij Felicia, waarschijnlijk. Die twee zijn ineens de beste vriendinnen.’
Aha, daar was de angel. De vriendin van Marco lag niet goed bij het grootste deel van de werkneemsters. De paar vrouwen die wel met haar overweg konden, werden door de rest met argusogen bekeken, bang als ze waren dat hun collega’s voordeeltjes werden gegund. Sanne moest niet vergeten die informatie aan Rudi te geven, het zou de verhoren aanzienlijk kunnen kleuren.
Ze hield haar blik strak op Barbino gericht. Hij leek niet helemaal te weten wat hij moest doen. Van zijn zelfverzekerde houding was even niks over. Sanne had bijna met hem te doen. Daarna veranderde zijn houding, nam de manager in hem weer de overhand. Hij keek op, zag haar staan en gebaarde met zijn hand dat ze weg moest. Ze verroerde zich niet, deed alsof ze het niet zag of begreep. Hij negeerde haar verder. Ze deed een stap naar voren. Ze wilde zien hoe het slachtoffer erbij lag. Misschien kon ze er íéts uit opmaken, de kleinste aanwijzing. In de verte hoorde ze het aanzwellende geluid van sirenes.
Er kwam iemand langszij. Ze keek. Het was Alexander. Hij ging naast zijn vader staan, geschokt. Wreef over zijn voorhoofd en keek toen opnieuw, alsof hij het niet kon geloven. Sanne deed een paar stappen naar voren. Ze stond nu recht achter Barbino. Hij had het niet door, Alexander ook niet. Ze was niet de enige. Een knap, jong meisje stond op twee meter afstand van haar en keek nieuwsgierig naar binnen. Meteen daarna transformeerde de uitdrukking op haar gezicht naar pure afschuw. Sanne deed een klein stapje opzij, zodat ze precies langs Barbino heen kon kijken. Even had ze moeite zich te oriënteren. Ze zag het bed en de kleding die ernaast lag, keurig gevouwen in een stapeltje op de grond. Wie had dat gedaan? De man zelf, of de moordenaar? Beide was moeilijk voor te stellen, maar haar eerste gok zou de man zelf zijn. Waarom zou de moordenaar zich druk maken om het opvouwen van de kleding? Eraan komen betekende alleen maar het risico op meer sporen. Ze schudde haar hoofd. Dit waren details waar ze zich later druk om moest maken.
De sirenes waren nu dichtbij. Barbino bewoog, deed een klein stapje opzij en gunde haar daarmee een onbelemmerd uitzicht op de vermoorde man. Ze knipperde met haar ogen. Er was inderdaad een grote hoeveelheid bloed te zien. Het droop van hem af. Het kostte haar even om zich te oriënteren. Ze zag voeten. Of waren het handen? Of allebei?
Ze ademde langzaam uit. ‘O mijn god’, zei ze bijna geluidloos. De man zat voorovergebogen op het bed. Dubbelgevouwen, als een lenige ballerina. Zijn handen waren met touw aan zijn voeten gebonden om hem in die positie te houden. De patholoog zou waarschijnlijk wel kunnen uitzoeken of het slachtoffer voor of na zijn overlijden was vastgebonden.
Doordat hij voorover was gebogen, raakte zijn neus bijna zijn knieën. Sanne kon zijn gezicht niet zien. Ze zag alleen de zijkant en het korte, donkerblonde haar. Ineens wist ze het. Bladel! Natuurlijk. Eugène Bladel. Er ging een schok van afschuw door haar heen. Woensdagavond. Na Ricardo. Ze had het met hem gedaan.
Ze wist niet precies hoe dat de zaak veranderde, maar het bezorgde haar een raar gevoel. Ze moest haar professionele afstand houden, maar de gedachte aan het slachtoffer, kreunend en zwetend boven haar, haar netjes bedankend achteraf, maakte dat toch moeilijker. Ze keek naar de twee messen die kaarsrecht omhoog uit zijn rug staken. Keukenmessen, waarschijnlijk merkloos en verkrijgbaar bij iedere huishoudwinkel, net zoals ze eerder als moordwapen waren gebruikt. Natuurlijk zouden ze uitgebreid worden nagekeken, maar ze ging er vast van uit dat de messen geen sporen zouden bevatten. Er was een politiewijsheid dat iedere moordenaar vroeg of laat een fout maakte, een fatale fout, maar deze dader hadden ze er nog niet op kunnen betrappen. De moordwapens waren brandschoon, de dader droeg waarschijnlijk handschoenen.
Ze keek naar de plekken waar de messen de huid hadden doorboord. Vanuit waar ze keek leek het alsof ze recht naast elkaar zaten, alsof de moordenaar de plek had uitgemeten. Het leek alsof de dader geen enkele haast had gehad en dat verbaasde haar: het was tot een halfuur geleden behoorlijk druk geweest in de club en de kans dat er iemand zou binnenkomen was best groot. Immers, als je ervan uitging dat het Shania niet was, dan moest de moordenaar nadat zij de kamer had verlaten naar binnen zijn gegaan, de moord hebben gepleegd en weer ongemerkt weg zijn gegaan. Ze moest erop letten hoelang het duurde voordat een klant zich had opgefrist en weer naar beneden kwam, nadat zijzelf of een van de andere meisjes de kamer had verlaten. Als het tien minuten was, leek het haar veel. Maar daar moest ze in de komende dagen achter zien te komen. Tien minuten was niet lang om een moord te plegen. Althans, niet als je de tijd moest nemen om het zorgvuldig te doen, de sporen te wissen en het slachtoffer nog in de juiste positie moest boetseren.