Reading Online Novel

Slaven van de Klau(90)



'Verlang je naar Magarak?'

'Nee, ik heb de pest aan die stank.'

'Er zullen nog tijden komen dat je terugverlangt naar deze cel.'

'Denk je dat ze ons uit elkaar halen?'

'Zeker.'

Barch kreeg een scheut van paniek.

Vlak sprekend zei ze: 'Eerst worden de slaven geklasseerd volgens een ruwe indeling van hun verstandelijk niveau. Ze moeten door een zaal heen die volstaat met vallen, strikken, obstakels, onaangename gewaarwordingen en dergelijke, die iedereen moet ontlopen zover zijn intelligentie toelaat. Na deze eerste schifting worden de lagere klassen ingedeeld naar lichaamsbouw, behendigheid en lenigheid.' Ze keek door de cel. 'Maar deze lijfeigenen gaan vermoedelijk naar de slikken langs de Xolboarzee waar een groot landaanwinstproject loopt dat ieder jaar duizenden arbeidseenheden verbruikt.'

'En wat doen ze met ons?'

'Er zijn duizend mogelijkheden.'



Barch werd wakker door ruw stemmenrumoer. Hij dook instinctief in elkaar en ontspande zich maar langzaam. Twee van de lijfeigenen met hun wezenloze gezichten waren met elkaar aan het vechten. Moeizaam klauwden ze naar eikaars gezicht. De overige mannen en vrouwen sloegen het gevecht kritisch gade.

'Weerzinwekkende beesten,' zei Komeitk Lelianr.

Een van de vechters hield er plotseling mee op. De andere plaatste zijn voeten tegen de vierkante rug, gaf een ruk aan het hoofd van de verliezer. Zijn tegenstander staarde naar het plafond, zijn nek brak. Toen begonnen de overigen schel te tateren.

'Waar vechten ze om?' vroeg Barch verbluft.

'Dat is niet uit te maken.' 'Kijk...'

De twee vrouwen waren bezig de winnaar te slaan, flegmatiek en zonder boosheid. Uiteindelijk gaf hij zich gewonnen. Hij liep naar een van de kijkende mannen, pakte hem bij zijn nek en ramde zijn hoofd tegen de wand tot moes. De vrouwen praatten nog even nijdig door en leken vervolgens hun belangstelling te verliezen. Niemand had aandacht voor de twee slappe lijken op de vloer. Sommigen wierpen een duistere blik op Barch en Komeitk Lelianr, stieten enkele korte klanken uit en werden toen stil.

Barch zei peinzend: 'Ik vraag me af wat er zou gebeuren als...' Hij keek Komeitk Lelianr nadenkend aan. 'Zou jij zeggen dat deze wezens goed behandeld worden op Magarak?'

Ze nam hem nieuwsgierig op. 'Ik heb geen idee. We weten heel weinig van Magarak. Ik neem wel aan dat zij niet zo nauwlettend in het oog worden gehouden als de technische werkers.'

'Als de Klau nu twee lijken vonden met jouw en mijn kleren aan...'

Ze sidderde. 'Wil je dat ik - die kleren aantrek?' 'We hebben niets te verliezen, en misschien gaan we er een beetje op vooruit.'

'Maar,' zei ze hoofdschuddend, 'ik zie geen reden.'

'Als ze ons naar die slikken sturen, dan blijven we samen!'

'O,' zei zij, opeens helder. 'De dynamische instelling, prutsen aan het lot...'

'Juist,' zei Barch grimmig. 'Als ik helemaal niets kan doen, kan ik net zo goed meteen het bijltje erbij neergooien. Doe je mee?'

Ze haalde de schouders op. 'Het verandert niets.'

Blozend zei hij: 'Als je liever op je eentje blijft, zeg het dan.'

'Nee, Roy. Ik heb niets tegen jou persoonlijk.'

'Nou, bedankt,' gromde hij.

Ze glimlachte. 'Misschien vinden onze vrienden het niet plezierig als wij hun doden uitkleden.'

'Laat ze me maar tegenhouden... Dan liggen er zo meteen acht lijken.'





8



Hij duwde zich af naar een van de lijken en met uitdagende blikken op de zes bleke gezichten begon hij het grijze kledingstuk los te trekken.

De zes begonnen te mompelen. De zwarte ogen werden fel en nadenkend. Maar geen van hen verroerde zich. Onder de werkjas zat een strakke overall van dikke vezel. 'Dit is de kleinste,' zei Barch. 'Kom maar hier met je kleren.'

Komeitk Lelianr glipte uit haar zwart met witte harlekijnspak en hulde zich met enige afschuw in de grijze jas.

Barch kleedde ook het tweede lijk uit tot op de grijze onderkleren en ontdeed zich vervolgens van zijn eigen jas en broek. Terwijl hij zijn best deed om de zure stank van de werkjas te negeren, trok hij hem over zijn hoofd.

Bij de muur bewoog iemand zich. Barch keek dreigend op. Een van de mannen bevoelde zijn oude jas. Mijn dure pak, dacht Barch. Hij trok zijn kleren met een ruk weg en begon het tweede lijk aan te kleden.

Er werd hevig gemopperd. De oudste vrouw zat woedend te kakelen en de andere maakte een gebaar met stijve vingers op haar lippen. Barch stoorde zich niet aan het rumoer. Hij knoopte de jas dicht en begon de benen in de broek te proppen. De benen waren te kort en de omslagen van zijn broek slierden dwaas over de gele klompen van was of hars die de man aan zijn voeten had.

Uit zijn ooghoek zag hij dat Komeitk Lelianr handig bezig was het andere lijk in haar oude kleren te werken. De riem met de tas gordde ze om onder haar grijze jas en daarna bespoot ze het dode gezicht en de haren tot deze dofbeige waren.

Kritisch inspecteerde Barch haar zilverglanzende haar. 'Je deugt niet voor holbewoner.'