Slaven van de Klau(89)
Ze keek hem traag, lusteloos aan. 'Wat dan?'
Barch fronste kribbig zijn voorhoofd. 'Wat scheelt eraan? Heb je het al opgegeven?'
'Wat zou ik kunnen opgeven?'
'Het vertrouwen in de toekomst.'
Met zachte stem zei ze: 'Wij zijn slaven; slaven hebben geen vertrouwen in de toekomst nodig.'
'Ik ben geen slaaf totdat ik me een slaaf voel.'
Inwendig leek er bij haar iets te breken. Nu werd haar stem ruw. 'Jij hebt geen idee van de realiteit van Magarak. Je weigert te denken. Je leeft volgens pasklare emotionele leerstellingen in plaats dat je nadenkt. Wat erger is, je probeert de realiteit in vorm te rukken zodat hij aansluit op jouw denkbeelden.'
'Ouwe koek,' zei Barch effen. 'Soms werken die emotionele leerstellingen heel prima. En weet je waarom?'
'Waarom?'
'Omdat jij en ik geen van beiden echt dikke maatjes met die realiteit zijn. We weten gewoon nog niet wiens emotionele leerstelling op de situatie past... Hoe dan ook - of het nu onmogelijk is of niet - als er een uitweg uit dit slavenkamp op Magarak bestaat, dan zal ik m'n uiterste best doen om die te vinden. En als ik kan, neem ik jou mee.' Hij pakte haar schouders beet en kneep erin alsof hij haar vertrouwen wakker wilde schudden. Met doffe ergernis merkte hij dat ze van zijn aanraking gruwde. Hij liet haar los.
Vermoeid zei zij: 'Jouw denkbeelden zijn - misvormd. Je kunt niet eenvoudig van Magarak ontsnappen omdat je dat graag wilt.'
Hij lachte verbeten. 'Als ik het niet graag wil, kan ik in ieder geval niet ontsnappen... Die Lenape is het toch gelukt.'
'Maar die horen tot een hoog ontwikkelde soort en zij kunnen de organisatie van Magarak aanvoelen. Bovendien kregen zij de kans om de groei van het schip waarop ze ontsnapten te beïnvloeden.'
'De groei ervan?'
'Jazeker. Schepen worden geteeld, zoals jullie Aardlingen bloemkool telen. De Lenape zijn experts in het kweken van machines. Op Lenau fokken ze huizen, schepen voor het water, schepen voor de lucht. Op Lekthwa gaat het ook ongeveer zo.'
Barch grijnsde. 'Op dat punt verschillen wij. Wij kweken ons voedsel en bouwen onze schepen. Jullie kweken je schepen en bouwen je voedsel.'
Lusteloos zei het meisje: 'Schepen kweken is makkelijker dan ze bouwen. Als jullie bedreven worden in het ontwerpen van ruimteschepen, zullen jullie beseffen welke voordelen het heeft.'
'Nou ja, afgezien van bloemkolen, Lenape en ruimteschepen, er zijn nog andere manieren om te vluchten.'
'Hoe dan?' zei ze met een korte lach. 'Je weet niets van Magarak. Je kunt je de situatie eenvoudig niet voorstellen. Het is niet een kwestie van even een bewaker vermoorden, over het hek springen en hard weglopen.'
'Ik zei ook niet dat het me zou lukken. Ik zei alleen dat ik het zou proberen.'
Ze glimlachte. 'Ja. De dynamische drang van jullie soort.'
Hij keek haar bijna met afkeer aan. 'Noem het maar wat je wilt. Misschien als een soort zo oud wordt als jullie, dat hij dan ook muf en futloos wordt.'
'Misschien.' Ze strekte haar armen en benen. Na een ogenblik keek ze hem aan en naar het scheen met pas ontloken nieuwsgierigheid. 'Je optimisme heeft in ieder geval een stimulerende invloed.'
Dat ontlokte Barch een wrange grijns. Twee dagen eerder had Claude Darran heel anders gesproken over zijn optimisme.
Alsof zij zijn gedachten volgde, mompelde Komeitk Lelianr: 'Wat een vreemde levenslijnen weven wij door het kosmisch weefsel. Drie dagen geleden...'
Voor het eerst zag Barch tranen in haar ogen.
De tijd kroop voorbij.
Zonder waarschuwing barstte de cel open. Wit licht verblindde hen; hun oren werden overvallen door een golf van geluid; een stroom zwarte vormen tuimelde naar binnen. Het witte licht verdween weer even snel, de wanden waren weer intact. Plotseling leek de cel vol onwelriekend vlees.
Barch drukte zich tegen de wand. De nieuwkomers waren met zijn achten, zes mannen en twee vrouwen. Het waren plompe witte wezens met natte hondengezichten. Ze droegen versleten grijze werkjassen, leren kousen en schoenen als klompen gele gom.
Komeitk Lelianr zei toonloos: 'Het zijn Kopsari, of misschien Modoks. Ik vond het al vreemd dat wij een heel ruim voor ons alleen hadden.'
Barch hield de acht nieuwelingen angstvallig in de gaten. Op hun gezicht zag hij geen emotie, geen uitdrukking. Ze spraken op schorre toon tegen elkaar en toen werden ze doodstil en vergaapten zich aan Barch en Komeitk Lelianr.
Het meisje zei met een zweem van belangstelling in haar stem: 'Ik schaal ze in op ongeveer 14-90 volgens de Epignotische Culturele Calculaties... Kijk naar de stof van hun kleren; duurzaam, eerder gevormd dan geweven en hun schoenen zijn permanent aan hun voeten gemodelleerd. Het moeten buitenslaven zijn, in dienst van wat in het jargon een techniekheer heet.'
Barch bromde wat.
'Dat patroon komt vaak voor in het heelal,' vervolgde zij op effen toon. 'Hun lot zal niet veel veranderen.'
Barch mompelde: 'Ik vraag me af hoe lang we hier nog opgesloten blijven.'