Slaap(7)
Hij valt, slaat tegen de grond, belandt op zijn arm, voelt de pijn in zijn pols en schouder in de al begonnen slaap.
Zwaar rolt hij op zijn buik en hij probeert te kruipen, maar krijgt het niet voor elkaar. Hijgend ligt hij met zijn wang op de betonnen vloer. Hij probeert iets te zeggen, maar heeft geen stem meer.
Zijn ogen vallen dicht, hoewel hij tegenstribbelt.
Net op het moment dat hij het duister in glijdt, hoort hij de Zandman de kamer binnenglippen, met zijn gruizige voeten recht tegen de muur op sluipen en over het plafond. Hij blijft staan en strekt zijn armen omlaag en probeert hem aan te raken met zijn vingertoppen van porselein.
Het is zwart.
Als Mikael wakker wordt, is zijn mond uitgedroogd en doet zijn hoofd pijn. Zijn ogen zijn plakkerig van oud zand. Hij is zo moe dat zijn hersenen weer in slaap proberen te vallen, maar een flard van zijn bewustzijn registreert dat er iets volstrekt anders is.
De adrenaline komt als een hete stoot.
Hij gaat rechtop zitten in het donker en hoort aan de akoestiek dat hij zich in een andere ruimte bevindt, een grotere ruimte.
Hij bevindt zich niet meer in de capsule.
De eenzaamheid maakt hem ijskoud.
Voorzichtig kruipt hij over de vloer en bereikt een muur. Zijn gedachten jagen rond. Hij weet niet meer hoe lang geleden hij de gedachte aan vluchten opgaf.
Zijn lichaam is nog steeds zwaar na de lange slaap. Hij staat met trillende benen op en volgt de wand tot een hoek, zoekt verder en komt bij een plaat van metaal. Snel tast hij de randen af, begrijpt dat het een deur is, veegt met zijn handen over het oppervlak en vindt de klink.
Zijn handen trillen.
Het is volkomen stil in de kamer.
Voorzichtig duwt hij de klink naar beneden, en hij is zo bedacht op weerstand dat hij zijn evenwicht bijna verliest als de deur zomaar open glijdt.
Met een grote stap staat hij in de lichtere kamer en moet hij noodgedwongen zijn ogen even sluiten.
Het voelt als een droom.
Laat me eruit komen, denkt hij.
Zijn hoofd staat op springen.
Hij tuurt, ziet dat hij zich in een gang bevindt en loopt vooruit op zijn zwakke benen. Zijn hart slaat zo snel dat hij nauwelijks kan ademen.
Hij probeert stil te zijn, maar kermt toch zachtjes van angst.
De Zandman komt snel terug – hij vergeet geen enkel kind.
Mikael kan zijn ogen niet goed opendoen, maar loopt toch naar het wazige schijnsel verderop.
Misschien is het een val, denkt hij. Misschien wordt hij als een insect naar een brandend licht gelokt.
Maar hij loopt verder en laat zijn hand als steun langs de muur glijden.
Hij botst tegen grote pakken isolatiewol op, hijgt van angst, wankelt opzij, stoot zijn schouder tegen de andere wand maar weet op de been te blijven.
Hij blijft staan en hoest zo zacht hij kan.
Het schijnsel voor hem komt uit een glazen ruitje in een deur.
Hij struikelt erheen en duwt de klink omlaag, maar de deur zit op slot.
Nee, nee, nee.
Hij rukt aan de klink, duwt tegen de deur, rukt weer. De deur zit op slot. Hij staat op het punt om van vertwijfeling op de grond te zakken. Plotseling hoort hij heel zachte stappen achter zich, maar hij durft zich niet om te draaien.
8
De schrijver Reidar Frost leegt zijn wijnglas, zet het op de eetkamertafel en sluit zijn ogen even om weer tot rust te komen. Een paar gasten klappen in hun handen. Veronica staat in haar blauwe jurk in de hoek met haar handen voor haar gezicht en begint te tellen.
De gasten verspreiden zich verschillende kanten op en gelach verbreidt zich door de vele kamers van het landhuis.
Volgens de regels moet je op de benedenverdieping blijven, maar Reidar staat langzaam op, loopt naar de kleine, verborgen deur en sluipt de bediendengang in. Behoedzaam beklimt hij de dienstbodentrap, doet de geheime deur in het wandkleed open en loopt de privévertrekken in.
Hij weet dat hij hier niet alleen zou moeten zijn, maar loopt toch verder door de achter elkaar gelegen zalen.
Bij elke nieuwe passage doet hij de deuren achter zich dicht, totdat hij de achterste pronkkamer heeft bereikt.
Tegen een van de wanden staan de dozen met kleren en speelgoed van de kinderen. Eén doos staat open en er is een lichtgroen ruimtegeweer zichtbaar.
Gedempt door vloer en muren hoort hij Veronica roepen: ‘Honderd! Ik kom!’
Door de ramen kijkt hij uit over de akkers en de paddocks. Verderop loopt de lange berkenlaan die naar landgoed Råcksta leidt.
Reidar trekt een leunstoel bij over de vloer en hangt zijn jasje over de rugleuning. Hij voelt zijn roes als hij op het kussen stapt. Zweet doorweekt het rugpand van het witte overhemd. Met een krachtige beweging gooit hij het touw over de dakbalk. De stoel onder hem kraakt van de beweging. Het zware touw slaat over de balk heen en het uiteinde slingert opzij.
Stof dwarrelt door de lucht.
De beklede zitting voelt opmerkelijk zacht onder zijn lage schoenen.
Gedempt gelach en geroep klinken op van het feest beneden en Reidar sluit zijn ogen even en denkt aan de kinderen, aan hun kleine gezichtjes, geweldige gezichtjes, hun schouders en magere armen.