Politie(42)
Katrine keek achterdochtig naar zichzelf. ‘Je bedoelt… deze?’
Toen ze haar hand op haar borst legde was het of ze de lichaamswarmte van de man op het bed voelde stralen.
Ze hoorde geratel van sleutels.
‘Agent,’ riep ze hard zonder Rico Herrem met haar ogen los te laten. ‘Geef ons nog een paar minuten, alsjeblieft.’
Ze hoorde het geratel stoppen, hij zei iets en toen was het weer stil.
De adamsappel in de hals voor haar zag eruit als een alien die zich op en neer onder de huid bewoog in een poging naar buiten te komen.
‘Ga verder,’ zei ze.
‘Niet voor…’
‘Dit is mijn aanbod. Mijn blouse blijft dicht, maar ik zal in een tepel knijpen zodat je die kunt zien. Als jij met iets komt wat goed is.’
‘Ja!’
‘Als je jezelf aanraakt, ben je een dealbreaker. Oké?’
‘Oké.’
‘Goed. Laat horen.’
‘Ik heb dat duivelsgezicht op zijn borst getatoeëerd.’
‘Hier? In de gevangenis?’
Hij trok een tekening onder de deken vandaan.
Katrine bewoog zich in zijn richting.
‘Stop!’
Ze bleef staan. Keek hem aan. Tilde haar rechterhand op. Zocht de tepel onder de dunne bh-stof. Pakte die tussen duim en wijsvinger. Kneep. Probeerde de pijn te negeren en kneep nog iets harder. Ze bleef staan. Kaarsrecht. Ze wist dat het bloed naar de tepel stroomde, dat die hard werd. Ze liet het hem zien. Hoorde hoe zijn ademhaling sneller ging.
Hij stak haar het papier toe en zij deed een stap in zijn richting en griste het uit zijn handen. Ging op de stoel zitten.
Het was een tekening. Ze herkende hem van de beschrijving van de bewaker. Duivelsgezicht. Uitgerekt alsof er haken aan zijn wangen en voorhoofd zaten. Het schreeuwde van de pijn, schreeuwde om los te komen.
‘Ik dacht dat het een tatoeage was die hij al jaren had,’ zei ze.
‘Zo zou ik het niet willen zeggen.’
‘Wat bedoel je daarmee?’ Katrine bestudeerde de lijnen van de tekening.
‘Omdat hij hem kreeg na zijn dood bedoel ik.’
Ze keek op. Zag dat zijn blik nog steeds strak op haar blouse gericht was. ‘Heb jij Valentin getatoeëerd toen hij al dood was, zeg je dat nou?’
‘Luister je niet goed, Katrine? Valentin is niet dood.’
‘Maar… wie…?’
‘Twee knopen.’
‘Hè?’
‘Doe twee knopen open.’
Ze knoopte er drie los. Trok haar blouse opzij. Liet hem de bh zien met de nog steeds harde tepel erin.
‘Judas.’ Hij fluisterde en zijn stem was rauw. ‘Ik heb Judas getatoeëerd. Valentin had hem drie dagen in zijn koffer zitten. Gewoon opgesloten in zijn koffer, moet je je voorstellen.’
‘Judas Johansen?’
‘Iedereen dacht dat hij was ontsnapt, maar Valentin had hem doodgeslagen en verstopt in zijn koffer. Niemand zoekt toch naar een man in een koffer? Valentin had hem zo tot moes geslagen dat zelfs ik me afvroeg of het Judas wel was. Tot moes geslagen. Kon iedereen zijn. Het enige dat nog heel aan hem was, was zijn borst waarop ik die tatoeage moest maken.’
‘Judas Johansen. Zíjn lijk hebben ze gevonden.’
‘En nu heb ik het verteld en ben ik ook een dood man.’
‘Maar waarom heeft hij Judas vermoord?’
‘Valentin was hierbinnen een gehaat man. Dat kwam uiteraard door wat hij met die kleine meisjes had gedaan. En dat met de tandarts. Veel mannen hier mochten haar. Ook onder de bewakers was ze geliefd. Het was slechts een kwestie van tijd voor hem iets zou overkomen. Een overdosis. Misschien zou het eruitzien alsof hij zich van het leven had beroofd. Dus hij heeft er iets aan gedaan.’
‘Hij had toch gewoon kunnen ontsnappen?’
‘Ze zouden hem vinden. Hij moest doen alsof hij dood was.’
‘En dan neemt hij zijn vriend Judas…’
‘Dat was handig. Valentin is niet zoals wij, Katrine.’
Katrine negeerde zijn expliciete ‘wij’. ‘Waarom wilde je me dit vertellen? Jij was immers medeplichtig?’
‘Ik heb alleen een dode man getatoeëerd. Bovendien moeten jullie Valentin pakken.’
‘Waarom dan?’
De rode schedel sloot zijn ogen. ‘Ik heb de laatste tijd zo gedroomd, Katrine. Hij is onderweg. Onderweg naar de levenden. Maar eerst moet hij al het oude verwijderen. Iedereen die in de weg staat. Iedereen die weet. En ik ben een van hen. Ik word volgende week vrijgelaten. Jullie moeten hem pakken…’
‘… voordat hij mij pakt.’ Katrine maakte het refrein af en staarde naar de man voor zich. Dat wil zeggen: naar een punt in de lucht recht boven zijn hoofd. Want het leek of het zich daar afspeelde, de scène die Rico had beschreven, hoe hij een drie dagen oud lijk had getatoeëerd. En dat was zo walgelijk dat ze niets meer in de gaten had, niets zag en niets hoorde. Totdat ze een klein druppeltje tegen haar hals voelde. Ze hoorde zijn zachte gegrom en keek naar beneden. Ze sprong op van haar stoel. Stormde naar de deur en voelde zich misselijk worden.