Politie
Hoofdstuk 1
Het was een warme, lange septemberdag geweest met licht dat de Oslo-fjord omtoverde tot gesmolten zilver en de lage hellingen, die de eerste herfsttinten al lieten zien, deed gloeien. Een van die dagen die de inwoners van Oslo deed zweren dat ze nooit, maar dan ook nooit zouden verhuizen. De zon was bezig achter Ullern te zakken en de laatste zonnestralen streken over het landschap. Over lage, eenvoudige boerderijen die getuigden van de bescheiden geschiedenis van de stad, over prijzige appartementen die vertelden van het oliesprookje dat het land ineens een van de rijkste landen ter wereld had gemaakt, over de junkies in het Stenspark in deze kleine, goedgeorganiseerde stad waar het aantal sterfgevallen ten gevolge van een overdosis acht keer hoger lag dan in andere Europese steden. Over de tuinen met trampolines waaromheen netten stonden en waarop de kinderen volgens de gebruiksaanwijzing niet meer dan drie keer achter elkaar mochten springen. En over de hellingen en het bos die in een halve cirkel rond Oslo lagen. De zon wilde de stad nog niet loslaten, stralen strekten zich uit als vingers bij een uitgesteld afscheid door een treinraampje.
De dag was gestart met een koude, heldere lucht. Het licht was zo fel als dat van lampen in een operatiekamer. In de loop van de dag was de temperatuur gestegen, de lucht had een diepere blauwe kleur gekregen en deze helderheid van de hemel maakte september tot de heerlijkste maand van het jaar. Toen de schemering kwam, heel zacht en voorzichtig, rook het in de villawijken bij het Maridalsvann naar appels en opgewarmde naaldbomen.
Erlend Vennesla naderde de top van de laatste heuvel. Hij voelde zijn benen nu verzuren, maar hij concentreerde zich op de juiste verticale stand op de klikpedalen zodat zijn knieën licht naar binnen wezen. Want de juiste techniek was belangrijk. Vooral wanneer je moe werd en je hersenen de stand wilden veranderen waardoor het spierstelsel minder zwaar, maar ook minder effectief werd belast. Hij voelde hoe het stugge fietsframe elke watt die hij opwekte absorbeerde en gebruikte, hoe hij meer vaart kreeg als hij schakelde naar een zwaardere versnelling, van het zadel kwam en op de pedalen ging staan terwijl hij hetzelfde tempo probeerde aan te houden, ongeveer negentig omwentelingen per minuut. Hij keek op zijn horloge. Honderdachtenzestig. Hij richtte zijn hoofdlantaarn op de gps die hij aan het stuur had bevestigd. Die liet een gedetailleerde kaart van Oslo en omgeving zien en had een actieve zender. De fiets en de extra uitrusting hadden meer gekost dan een onlangs gepensioneerde moordonderzoeker strikt genomen kon uitgeven. Maar het was belangrijk om in conditie te blijven nu het leven andere uitdagingen vergde.
Minder uitdagingen, als hij eerlijk was.
Het melkzuur beet nu in zijn dijen en benen. Het was pijnlijk, maar ook een heerlijke belofte voor wat komen zou. Het endorfinefeest. Soepele spieren. Goed geweten. Samen met zijn vrouw een biertje op het balkon als de temperatuur na zonsondergang niet te snel daalde.
En ineens was hij boven. De weg werd vlak en het water van het Maridalsvann lag voor hem. Hij minderde vaart. Hij zag het boerenland. Eigenlijk was het absurd dat je na vijftien minuten flink fietsen vanuit het centrum van een Europese hoofdstad plotseling werd omgeven door boerderijen, akkers en dicht bos met wandelpaden die verdwenen in de duisternis. Door het zweet onder de donkergrijze Bell-helm kreeg hij jeuk op zijn hoofd. Die helm alleen al had net zo veel gekost als het fietsje dat hij voor de zesde verjaardag van hun kleindochter Line Marie had gekocht. Maar Erlend Vennesla hield zijn fietshelm op. Doodsoorzaak nummer één onder fietsers was hersenletsel door een val.
Hij keek op zijn horloge. Honderdvijfenzeventig. Honderdtweeënzeventig. Een welkom briesje voerde het geluid van gejuich uit de stad mee. Dat moest uit het Ullevaal-stadion komen, daar werd vanavond een belangrijke wedstrijd gespeeld, maar Erlend Vennesla stelde zich een paar seconden voor dat het gejuich voor hem was. Het was een poos geleden dat men voor hem had geklapt. De laatste keer moest tijdens de afscheidsceremonie bij Kripos in Bryn zijn geweest. Taart en een toespraak van de chef, Mikael Bellman, die nadien was doorgestoomd naar de positie van politiecommissaris. En Erlend had het applaus in ontvangst genomen, had hun blikken gezien en tijdens zijn korte, geheel volgens de tradities binnen Kripos op feiten gebaseerde bedankwoordje, was hij zelfs een beetje schor geworden. Hij had hoogte- en dieptepunten gekend als rechercheur bij Moordzaken, maar grote blunders had hij kunnen vermijden. In elk geval voor zover hij wist, je wist het immers nooit voor honderd procent zeker. Dat wil zeggen, nu de dna-methodes zo geavanceerd waren en de politieleiding had gezegd dat men die bij sommige oude zaken zou gaan gebruiken, liep je dat risico nu wel. Antwoorden. Nieuwe antwoorden. Resultaten. Zolang het om onopgeloste zaken ging was dat goed, maar Erlend begreep niet waarom ze die methodes ook wilden gaan gebruiken bij reeds lang opgeloste en afgesloten zaken.