Onvoorwaardelijk(58)
‘Ja, maar ze... Nou ja, dat gaat ons niets aan. Dokter Taylor wil vast en zeker alleen wat het beste is voor zijn vrouw.’
‘Wat het beste is voor haar... of voor hem?’
‘Tante! Ik ben er zeker van dat hij volkomen onzelfzuchtig is in deze kwestie.’
‘Maar wat is het beste voor jou? Dit zeker niet. Kind, ik smeek je er nog eens over te denken. Als het bekend wordt, krijg je vast en zeker nooit meer een betrekking als gouvernante. Je vader en je zus zullen diep gekrenkt zijn en ik niet veel minder, moet ik bekennen. Maar denk eens na, Charlotte, ook al wordt het niet bekend, kun je werkelijk opnieuw een afscheid verdragen? En je zult dit kind moeten achterlaten, vergis je niet.’
‘Dat weet ik,’ zei Charlotte dof.
‘Kun je het echt verdragen? Zou het niet beter zijn om nu dit huis te verlaten, om een nieuw begin te maken?’
‘Ik weet het niet. Alleen... Ik heb dit nodig. Ik voel me alsof ik op de rand sta van een duistere put, en alleen zo kan ik mijn evenwicht bewaren. Waarom zou ik deze door God geschonken voeding niet gebruiken om dit kind groot te brengen?’
‘Het is jouw kind niet.’
‘Daar ben ik me zeer van bewust, tante. Pijnlijk bewust. Ik weet dat dit mijn zoon niet zal terugbrengen, als u bang bent dat ik aan die misvatting lijd. Maar dit kleine meisje heeft me nodig.’
‘Nee. Ze heeft jou niet nodig. Er zijn hier meer dan genoeg vrouwen die haar kunnen geven wat ze nodig heeft.’
‘Maar wie zal mij geven wat ik nodig heb?’
‘God.’
‘Dat geloof ik, tante. Heus... anders lag ik al in die put. Maar God kan ik niet in mijn armen houden, ruiken of liefkozen. Hij overstemt mijn huilen niet zoals zij. Zij geeft mij een reden om uit bed te komen, om door te gaan met leven, voor vandaag, voor nog een poosje.’
‘Er zijn andere manieren om ermee om te gaan.’
‘Hoe weet u dat? Vergeef me, maar u bent geen moeder. U hebt geen eigen kinderen.’
‘Jawel.’ Ze staarde voor zich uit, in haar ogen blonken tranen. ‘Ik heb vele jaren geleden een dochtertje gekregen, lang nadat je oom en ik de hoop op kinderen hadden opgegeven. Ze heeft maar een paar dagen geleefd.’
‘O, tante. Wat erg. Ik wist van niets.’
‘Ze had donkere krullen, net als jij. Dat is ook een reden dat ik altijd een band met je heb gevoeld.’
Charlotte keek naar het profiel van haar tante, maar in plaats daarvan zag ze stukjes herinnering als stukjes gekleurd glas, een prachtige mengelmoes van speciale momenten en kleine vriendelijkheden in een heel leven bij elkaar gezocht. ‘Hoe bent u er overheen gekomen?’ vroeg ze zacht.
‘Ik ben er niet overheen. Het is er nog elke dag. De pijn is nu zwakker, maar nog steeds aanwezig. De eerste dagen, weken, waren een marteling – alsof ik levend gevild werd. Maar we spraken er niet over. Kleine kinderen sterven zo vaak. Vrouwen moeten sterk zijn en het zo gauw mogelijk opnieuw proberen. Maar voor mij viel er niets te proberen. Tegelijk met mijn baby verloor ik mijn moederschoot.’
‘Lieve tante. Wat vreselijk voor u.’
‘Ja. Net als nu voor jou.’
‘Maar... u leek altijd zo vrolijk. Zo gelukkig als u bij ons op bezoek was.’
‘Ik was ook gelukkig. In veel opzichten. Maar op bezoek gaan bij jullie was een vreugde met een pijnlijk scherpe kant. Mijn zus met haar twee mooie dochters. En jij, met je donkere haar en ogen... Ik kon nooit naar je kijken zonder aan mijn eigen dochter te denken. Hoe oud ze zou zijn, hoe ze zou zijn, waarin ze van jou zou verschillen.’
‘Dat heb ik nooit geweten.’
‘Ik wilde niet te koop lopen met mijn verdriet.’
‘Maar we hadden de last met u kunnen delen.’
‘Ja, nou ja. Daarom bijt ik nu op mijn puriteinse tong en voer ik dit gesprek met je. Ik wilde dit verdriet met je delen, als je me toestond.’
‘Natuurlijk. U hebt al zoveel voor me gedaan.’
‘Onzin. Ik heb niets gedaan. Ik had je in mijn eigen huis willen opnemen als je vader het me niet verboden had. Maar zie je niet in dat je familie opnieuw wordt blootgesteld aan praatjes en schande als jij die betrekking bij een man in huis aanneemt?’
‘Dokter Taylor komt niet veel onder de mensen. Hij ontvangt ze in elk geval niet thuis, waar de mensen me zouden kunnen zien. Maar ik begrijp wel wat u bedoelt.’
‘Ja? Voel je dan enig... onbehagen over deze man?’
‘Nee. Niet over dokter Taylor. Ik geloof dat zijn bedoelingen eerbaar zijn. Maar toch is er iets... van ongemak bij de gedachte bij hem in huis te wonen.’
‘Ben je bang dat hij je niet goed zou behandelen?’
‘Nee. Ik denk dat hij me heel goed zou behandelen. Net als hier. Maar ziet u, dokter Taylor is bekend met onze familie. Hij heeft moeder bijgestaan tijdens haar ziekte.’