Onvoorwaardelijk(132)
Bea boog zich dicht naar Edmund, haar arm lag om zijn schouders terwijl ze hem een vertrouwelijkheid toefluisterde. Haar zus die háár zoon troostte? Om de een of andere reden werd ze er wee van. Ineens rende Edmund weg, hij verdween in de menigte en Bea richtte haar aandacht weer op Charles.
Charlotte besefte dat ze zo naar Charles toe kon lopen om een paar vriendelijke woorden tegen hem te zeggen. Als het haar lukte om geen acht te slaan op de onvermijdelijk ijzige blik van haar zus, zou ze het misschien zelfs met ingetoomde emoties kunnen doen. Ze zuchtte. Charlotte wist dat ze de moed niet had, ook als Bea niet aan Charles’ zijde de wacht had gehouden.
Ze stond op van haar stoel en wilde weggaan. Toen ze kordaat de gang in stapte, liep ze haast tegen Edmund aan. Hij keek haar aan, zijn hoofd schuin.
‘U bent nicht Charlotte.’
Ze tilde haar sluier op van haar gezicht. ‘Dat klopt. Wat heb je een goed geheugen.’
‘Mijn moeder is gestorven,’ zei hij somber. Ze knikte. ‘Ja, dat weet ik. Dat is heel erg.’
‘Dat zegt iedereen.’
Charlotte liet zich op haar hurken zakken om hem in de ogen te kijken. ‘Maar ook al is ze weg, je bent niet alleen.’
‘Weet ik. Ik heb vader nog.’
‘Ja, en er zijn ook andere mensen die van je houden.’
‘Bedoelt u Bea?’
Charlotte slikte. ‘Bea?’
Hij haalde zijn schouders op en zei zakelijk: ‘Mammie woont nu in de hemel.’
‘Dat is waar. Wat een slimme kleine jongen ben je.’
‘Ik ben niet klein.’
‘Goed, Edmund. Je bent heel groot. En veel te wijs.’
‘Hebt u geen kinderen?’
‘Ik... op dit moment niet, nee.’
‘U huilt.’
‘O, ja?’
‘Vader huilt soms. Ik ook.’
‘Natuurlijk huil je soms.’
Ze glimlachte naar hem door haar tranen heen en stond zichzelf toe haar hand uit te steken en even haar hand op zijn hoofd te leggen. Toen trok ze haar hand terug en deed een stap naar achteren.
Ze keek Edmund na, die door de deur waardoor zij zojuist naar buiten was gekomen naar binnen ging, en zag dat hij rechtstreeks koers zette naar zijn vader en Bea. Vlug stapte Charlotte achter de deur. Uit het zicht, maar niet buiten gehoorafstand.
‘Nicht Charlotte is er, vader,’ hoorde ze Edmund zeggen.
‘Charlotte? Waar?’
‘O... ik zie haar niet meer.’
‘Wat zei ze tegen je?’ vroeg Charles.
Edmunds antwoord kon ze niet verstaan.
Charlotte waagde een blik in de salon en zag Charles over Edmund heen gebogen staan, zijn hand lag op het hoofd van zijn zoon, zoals de hare daarstraks. Toen ze zag dat Charles abrupt haar kant opkeek, dook ze instinctief uit het zicht. Ze liep vlug naar de tijdelijke ‘garderobe’ om haar omslagdoek te pakken en stapte achter het oosterse scherm, dat daar geflankeerd door palmen in potten stond om de slordige berg jassen te verbergen. Het verborg ook haar.
Ze hoorde voetstappen dichterbij komen en gluurde tussen de latjes van het scherm door. Ze zag Charles vlug de gang inlopen en beide kanten op kijken. Ze voelde zich dwaas achter het scherm. Moest ze tevoorschijn komen en hem haar medeleven betuigen?
Maar toen verscheen Beatrice naast hem en pakte hem bij de arm. ‘Maak je niet druk, Charles. Ik neem aan dat ze het recht had om te komen om de laatste eer te bewijzen, maar ik wou dat ze weggebleven was en de dag niet voor je had bezoedeld. Ze had tenminste het fatsoen om discreet te zijn. Maar ik vraag me wel af wat haar bezielde om tegen Edmund te praten.’
Charles stond stil, alert maar roerloos, alsof hij zijn oren spitste... haar aanwezigheid wilde bespeuren. Was hij boos dat ze was gekomen? Voelde hij zich bedreigd omdat ze met zijn zoon had gepraat? Was hij bang dat ze het zou wagen zich bekend te maken aan Edmund, op zo’n kwetsbaar ogenblik?
Ik heb hem niets verteld, dacht ze afwerend.
‘Kom, Charles. Kom weer mee naar binnen. Er is geen kwaad geschied. Vergeet haar.’
Hij draaide zich om, schonk Bea een lachje en klopte op haar hand, die op zijn arm lag. ‘Je hebt vast gelijk. Wat ben je goed voor ons.’
Ja, dacht Charlotte. Meneer Harris heeft er geen moeite mee Bea’s advies op te volgen. Geen wonder dat ik allang vergeten ben.
Ze vroeg zich af of haar zus eindelijk zou krijgen wat ze altijd had gewild. Het was een deprimerende gedachte. Ik zou je niet hebben uitgekozen als moeder van mijn zoon, maar ik heb niets meer te zeggen in de kwestie. Je zult je best doen voor hem, dat weet ik; omwille van Charles alleen al. Wat zou je zeggen als je het wist? Zal Charles het je vertellen, als hij met je trouwt? Als hij het Katherine nooit heeft verteld vast niet. Misschien is het maar het beste zo. Je bent nooit bijzonder op me gesteld geweest.