Onvoorwaardelijk(122)
‘Ik heb haar niets verteld. Mijn tekortkomingen op het gebied van tact en discretie kennende, leek me dat beter.’
‘Maar ze moet iets weten, dat ze u vroeg mij deze brief te bezorgen.’
‘Inderdaad. Ze was niet verbaasd toen ik toestemde. Ze herinnerde zich denk ik dat ik dat... andere... pakje voor haar had bezorgd de laatste keer dat ik in Crawley was.’
Charlotte wist dat hij het geld bedoelde dat hij haar lang geleden namens Katherine had bezorgd — waarvan Charlotte het grootste deel aan Margaret Dunweedy had gegeven om haar verblijfkosten te vergoeden.
‘Ze vertelde wel dat ze bij twee andere gelegenheden bij het Huis langs was geweest met de bedoeling me te vragen een boodschap aan u over te brengen, maar de eerste keer had ze te horen gekregen dat ik op vakantie was en de tweede keer dat ik met verlof was en niemand wist wanneer ik terugkwam. Dat moet geweest zijn toen we aan de kust zaten.’
Ze wist dat hij niet graag dacht aan die nare tijd. Zij geen van allen. Zacht bedankte ze hem voor de brief en glipte naar haar kamer voordat ze hem openmaakte. Met ingehouden adem las ze Katherines korte antwoord.
... ik vertrouw dat dokter Taylor, die beter van je verblijfplaats op de hoogte schijnt te zijn dan wie ook, je deze brief zal bezorgen. Lieve help, Charlotte, waarom heb je me in vredesnaam niet eerder geschreven? Ik was ongerust geworden. Met Pinksteren ben ik bij Margaret Dunweedy langs geweest, maar ze kon — of wilde — me niet vertellen waar je heen was gegaan. Ze zei iets over op vakantie zijn, maar dat geloofde ik natuurlijk niet, gezien jouw situatie.
Voorts schreef Katherine enkele botte vragen.
Gouvernante? Kon slechter, denk ik. Bij wie ben je in dienst? Ken ik de familie? Ik hoop maar dat ze het goedvinden dat Anne bij je blijft. Waar kan ik je in vredesnaam bereiken, mocht het nodig zijn? Wees niet dwaas, Charlotte. Stuur me per kerende post je gegevens.
Vermoedde Katherine dat ze al die tijd bij dokter Taylor was geweest? Wist ze daarom zo zeker dat hij haar zou kunnen bereiken? Maar waarom had ze dan dokter Taylors huisadres niet bemachtigd? Dat was stellig niet moeilijk, aangezien hij een redelijk bekende dokterspraktijk had. In elk geval, Charlotte besefte dat ze haar nicht niet langer af kon schepen. En daarom schreef ze met angst en beven terug:
Ik ben in dienst van dokter Daniel Taylor, die je wel kent. Ik ben tevreden met mijn betrekking en de Taylors zijn vriendelijke en royale werkgevers, maar dokter Taylor is vaak weg voor zijn werk als arts. En inderdaad, Anne is hier en geniet een voortreffelijke gezondheid. Ik hoop dat hetzelfde geldt voor jouw gezin...
Hierna begonnen Charlotte en haar nicht Katherine nu en dan een incidentele brief te wisselen. Charlotte las met gemengde gevoelens Katherines vrolijke verhalen over Edmunds groei en over zijn streken en ‘hoe dol mijn lieve Charles op het jongetje is’. Maar Katherine had niet geopperd een bezoek te brengen en Charlotte had het niet aangeboden.
32
Tot wij eeuwig bij U wonen
schrijdende van licht tot licht
leggend onze gouden kronen
zingend voor Uw aangezicht.
Charles Wesley, Hymns
De begraafplaats van Doddington lag verlaten in de late namiddagzon. Witte wilgen hingen laag in voortdurende treurnis, om eer te bewijzen aan de overledenen. Esdoorns, waarvan de blaadjes net aan de randen begonnen te krullen, straalden oranjerood. Ook bloedrood.
Charles Harris wandelde langzaam over het kerkhof, langs de stokoude taxusboom en de bemoste graven waarvan de inscripties onleesbaar waren geworden, naar een rij nieuwere graven langs de achterste muur.
Hij stapte over gevallen bladeren en taxusnaalden, stond stil voor een klein graf. Een kindergraf. Het werd aangegeven door een eenvoudig, handgesneden kruis. Er was geen inscriptie die de identiteit verraadde van degene die hier begraven lag. Maar hij wist wie het was en treurde. Geknield voor het kleine kruis stak hij een bevende hand uit en raakte zacht het houten oppervlak aan, zich opnieuw afvragend wie het had gemaakt, wie het daar had geplaatst, want hij wist dat dergelijke graven zelden een merkteken droegen.
De tranen begonnen over zijn gezicht te stromen, zoals zo vaak op deze plaats. Als hij geconfronteerd werd met dit verlies.
‘Ik zal je nooit vergeten,’ fluisterde hij en stond op.
Ergens vlakbij ging een deur krakend open. Charles keek geschrokken om. Ben Higgins kwam om de hoek van de kerk aan met een schop over zijn ene schouder en een bos chrysanten in zijn andere hand.
De jongeman stond aarzelend stil toen hij Charles Harris daar zag staan.
‘Neem me niet kwalijk, meneer,’ zei Ben Higgins. ‘Ik wist niet dat er iemand was.’
‘Ik ook niet. Heb jij dat kruis daar neergezet... op dat graf?’
Charles wees en de jongeman keek in de richting waarin hij wees.
Ben knikte verlegen. ‘Ja, meneer. Maar in mijn eigen tijd.’