Onbewaakt ogenblik(197)
Parks keek haar nieuwsgierig aan. ‘Hoe heette die advocaat dan?’
‘Roland Morse. Een advocaat uit California. Dat moet de vader van Sidney Morse wel zijn. Sidney Morse moet Arnold Ramsey van vroeger gekend hebben, misschien nog uit zijn studietijd. Maar daar gaat het nu niet om, Jefferson. We hebben hier niet met Sidney te maken, maar met zijn jongere broer Peter Morse. Dat is degene die hierachter zit. Ik weet dat het vergezocht lijkt, maar ik ben er bijna zeker van dat hij het is. Sean heeft één ogenblik de andere kant op gekeken en precies op dat moment werd Clyde Ritter vermoord en zijn broer te gronde gericht. Peter Morse had het geld en de criminele achtergrond om dit allemaal op touw te zetten en besloot wraak te nemen voor het lot van zijn broer, die nu in een inrichting zit. En dan te bedenken dat we hem zelfs niet op ons lijstje met verdachten hadden staan! Hij houdt Sean, Joan en Bruno gevangen. En ik weet waar.’
Toen ze het hem vertelde, zei Parks: ‘Nou, waar wachten we dan nog op? Vooruit!’ Michelle stapte vlug in de auto en reed zo snel weg dat haar banden lange zwarte strepen achterlieten op het parkeerterrein. Terwijl ze daarmee bezig was, haalde Parks zijn telefoon tevoorschijn en begon zijn manschappen op te trommelen. Michelle hoopte maar dat ze nog op tijd zouden komen. •69•
Toen King wakker werd, voelde hij zich zo duf, dat hij ervan overtuigd was dat hij het een of andere verdovende middel toegediend had gekregen. Toen hij langzaam wat helderder van geest werd, drong het echter tot hem door dat hij zijn armen en benen kon bewegen. Voorzichtig voelde hij aan de rest van zijn lichaam, maar hij was nergens vastgebonden. Langzaam ging hij overeind zitten, en al die tijd verwachtte hij aangevallen te worden. Hij bracht zijn voet omlaag totdat hij de vloer voelde en ging toen staan. Er zat iets in zijn oor en hij voelde iets in zijn nek. Er hing ook iets aan een riem om zijn middel.
Toen ging het licht aan en stond hij in een grote spiegel aan de wand tegenover hem naar zichzelf te kijken. Hij droeg een donker pak, met daarbij een stropdas met een ingeweven patroontje en een paar nette zwarte schoenen met rubberzolen. En met zijn hand had hij zojuist op de tast een .357 gevonden en uit de holster getrokken. Zelfs zijn haar was anders gekamd, net zoals hij het vroeger altijd kamde, in… verdomme! Hij probeerde te kijken of er patronen in het magazijn zaten, maar dat was vastgezet, zodat hij het er niet uit kon trekken. Te oordelen naar het gewicht van het wapen was het geladen, maar hij vermoedde dat het losse flodders zouden blijken. Het pistool was precies hetzelfde model dat hij in 1996 bij zich had gedragen en het pak en het kapsel waren ook precies hetzelfde als destijds. Terwijl hij in de spiegel naar de exact acht jaar jonger lijkende man stond te kijken, duwde hij langzaam het pistool weer in de holster aan zijn broekriem. Hij ging wat dichter bij de spiegel staan en zag iets op zijn revers. Het was zijn Secret Service-speldje, het rode, de kleur die hij op de ochtend van 26 september 1996 had gedragen. Zelfs zijn zonnebril waren ze niet vergeten; die zat in het borstzakje van zijn jas.
Toen hij omkeek, zag hij het spiraalsnoertje van de oorplug van een portofoon naar zijn linkeroor lopen. Het viel niet te ontkennen: hij was opnieuw Secret Service–agent Sean Ignatius King. Het was verbijsterend dat dit allemaal was begonnen bij hem op kantoor, met de moord op Howard Jennings. Dat was zo’n enorm groot toev… Hij tuurde naar zijn verbijsterde spiegelbeeld. Die
ongegronde beschuldigingen tegen Ramsey, die waren helemaal Bruno’s werk niet geweest! Het laatste stukje van de puzzel schoof nu eindelijk op zijn plaats. Maar op dit moment kon hij er niets meer aan doen. De kans was zelfs vrij groot dat hij er nóóit meer iets aan zou kunnen doen.
Plotseling hoorde hij het: het geroezemoes van honderden, zo niet duizenden gedempte stemmen, niet ver hiervandaan. De deur aan het andere uiteinde van het vertrek stond open. Hij aarzelde even, maar stapte toen de kamer uit. Toen hij door de gang liep, voelde hij zich net een rat die een doolhof door wordt gejaagd, en hoe verder hij liep, hoe sterker dat gevoel werd. Het was geen prettige gewaarwording, maar wat kon hij anders? Aan het eind van de gang schoof een stuk van de muur weg en door de opening die zich nu had gevormd, viel een fel licht de gang in en klonk het geroezemoes dat hij al eerder had gehoord, maar nu een stuk luider.