Reading Online Novel

Nachtvlucht(84)



Op de achtergrond klonk lawaai. Af en toe viel het geluid weg, alsof hij door een tunnel reed.

‘Moos. De kat van Ida. Hij is dood. Hij ligt in de tuin.’

‘Je kunt gewoon de dierenambulance bellen. Zij ontfermen zich er wel over.’

Om me heen werd de kamer steeds kleiner. De muren die Ida binnenkort wilde laten verven, zoals ze me had verteld toen ze me een rondleiding gaf, verdwenen, net als de stoel die ze op de rommelmarkt voor tien euro had gekocht en het Mariabeeld dat ze van Alex had gekregen, tot ik weinig meer zag dan de telefoon voor me.

‘Je begrijpt het niet. Zijn ingewanden liggen eruit. Iemand heeft hem vermoord.’

Nick vloekte. ‘Weet je dat zeker? Kan het geen ongeluk zijn geweest?’

‘Heb jij ooit een kat gezien die met zijn ingewanden eruit naar huis wandelt en daar dood neervalt?’ bracht ik uit. Spijt vonkte in mijn binnenste.

Er viel een korte stilte.

‘Ik kom eraan. Doe niets, laat het beest gewoon liggen.’

Ik ben echt niet van plan hem aan te raken, wilde ik zeggen, maar Nick had al opgehangen. Als boerendochter heb ik vaak genoeg dode beesten gezien. Kalveren die dood geboren worden, kuikentjes die door boerderijkatten half opgegeten zijn en zelfs schapen die door een loslopende hond dood zijn gebeten. Maar met Moos was het anders. Iemand had de kat opzettelijk toegetakeld en in de achtertuin gelegd, met maar één reden: mij angst aanjagen. Dat was dan beslist gelukt.

Op mijn tenen liep ik naar de keuken, hees mezelf op het aanrecht, trok mijn bebloede sokken uit en hield mijn voeten onder de kraan. Het koude water leek al mijn zintuigen te verdoven. Met stukken keukenrol veegde ik het bloed weg en de gootsteen vulde zich met papier en roze water. Alhoewel er niets meer te zien was, verbeeldde ik me dat het bloed al mijn poriën was binnengedrongen en ik bleef boenen, tot mijn huid rood zag. Ik was vast doorgegaan, als de bel niet was gegaan. Voor mijn gevoel had ik hem net nog aan de telefoon gehad, maar het was Nick. Ik ging hem voor naar de achtertuin, waar hij bij de kat neerknielde. Ik bleef een eindje verderop staan. Ik hoefde het niet nog een keer te zien.

Nick keek om zich heen. Ik wist waar hij aan dacht. Via de steeg die de woning met de buren deelde, kon je gemakkelijk achterom komen. Hij wapperde met zijn handen, ongetwijfeld om de stank of de vliegen te verjagen, en kwam overeind.

Hij zoog nadenkend zijn onderlip naar binnen. ‘De kat is hier vermoord, gezien het bloed. Volgens mij ligt hij hier al een tijdje. Heb je vannacht niks gehoord?’

Ik wreef met mijn handen over mijn bovenarmen in een poging het kippenvel te verdrijven.

‘Nee. En eerlijk gezegd zou het me ook niet opgevallen zijn. Er zijn zo vaak katten aan het vechten. Als hij al een kik heeft gegeven…’ Ik viel stil. Wat moest ik tegen Ida zeggen? Nick dirigeerde me naar binnen. Hij drukte me neer op een stoel en schonk een glas wijn voor me in.

‘Opdrinken,’ beval hij.

Voorzichtig nam ik een slokje. En nog een. Na de mededeling dat hij even moest bellen, verdween Nick opnieuw naar buiten. Hij maakte handgebaren, knikte en liep rondjes om Moos heen. Daarna hing hij op en kwam weer binnen.

‘Mijn collega’s komen er zo aan.’

‘Het is niet eens mijn kat,’ zei ik en ik trok beschermend mijn voeten onder me.

‘Dat maakt degene die dit heeft gedaan niet uit.’

De bel ging. Er stonden twee agenten in uniform voor de deur en achter hen dook ook Peter op. Toen hij mij zag, keek hij weg en bestudeerde de rozenstruiken. Nick praatte kort met de agenten en stuurde ze de tuin in. Een van hen had een camera bij zich en maakte foto’s uit verschillende hoeken. Zodra hij klaar was, trok zijn collega plastic handschoenen aan en legde de kat in een doos. Op de een of andere manier had ik verwacht dat mensen in witte pakken de hele tuin over zouden nemen, op zoek naar sporen, naar vingerafdrukken, wat dan ook, maar dit was geen televisieserie. Dit was echt. Peter liep ook naar buiten en overlegde met ze.

Alhoewel ik wist dat ik koppijn zou krijgen, nam ik nog een slok wijn.

De agenten vertrokken met Moos. Halverwege draaide een van hen zich om.

‘Ik kom zo een verklaring opnemen.’

Peter kwam tussenbeide. ‘Dat doe ik wel, agent.’ Een hoofdknikje volgde. Na nog een blik op mij liep de agent zijn collega achterna. Peter en Nick namen plaats aan tafel.

‘Vraag maar,’ zei ik.

‘Ik wacht nog op iemand.’

Voordat ik kon vragen wie rook ik een bekend parfum. Ik draaide me om en daar stond Bernadette.

‘Ik heb mezelf maar binnengelaten. De agenten gingen net naar buiten,’ verklaarde ze.

‘Wat doet zij hier?’

‘Ik heb haar gevraagd om te komen,’ zei Peter.

‘Dat snap ik. Waarom?’

‘Ik – we – maken ons zorgen om je,’ zei Bernadette, terwijl ze een stoel achteruit trok. Ik keek naar Nick. Zat hij ook in het complot? Van zijn gezicht viel niks af te lezen.