Reading Online Novel

Nachtvlucht(79)



Met een ruk trok Melanie haar hand los en keek naar mij. ‘Gestoord wijf!’ riep ze uit. ‘Wat heb je tegen haar gezegd?’

Ik trok me niks aan van haar gescheld en herhaalde wat ik even daarvoor Judy had verteld.

‘Dat was gewoon een gokje,’ snoof Melanie. Ze wilde gaan staan, maar Judy pakte haar bij haar bovenarmen vast.

‘Vertel me de waarheid, Melanie. Is ze van jou? Er is niets om je voor te schamen. Als iemand zich moet schamen, dan ben ik het. Ik ben je moeder en neem het mezelf kwalijk dat ik dit niet heb gezien, dat ik je in de steek heb gelaten.’ Haar gezicht kreeg een gepijnigde uitdrukking. ‘Dat je niet genoeg vertrouwen in me had om naar me toe te komen. Wie is de vader?’

‘Het kind is van Lian,’ flapte Melanie eruit. Ze maakte zich los van haar moeder en deed een paar stappen achteruit. ‘Niet van mij, maar van Lian, oké?’

Ik vloekte, bedacht toen pas waar ik was en keek naar Judy, die niets leek te hebben opgemerkt. Ze staarde met open mond naar haar dochter en ik meende een korte flits van opluchting over haar gezicht te zien trekken.

‘Hoe zou ik nou zwanger moeten raken? Niemand wil mij hebben. Ze vinden me maar stom omdat ik er zo uitzie. Ze zijn allemaal gek op Lian. Of meisjes als zij,’ zei ze. Ik was me bewust van de ironie die in haar woorden school en wilde haar erop wijzen dat zíj degene was die van geluk mocht spreken, maar ik hield mijn mond.

‘Wanneer wist je van de zwangerschap?’ vroeg ik.

‘Pas toen het te laat was.’ Ze wierp een blik op haar moeder. ‘Te laat om het op te lossen, bedoel ik. Toen ze moest bevallen, belde ze mij. Het was midden in de nacht. Ik heb wat oude lakens gepakt en een schaar, en haar gezegd dat ze naar de kerk moest gaan. Ik wist geen betere plek,’ zei ze zachtjes. ‘Ik ben het huis uit geslopen en heb haar geholpen. Ik was zo bang dat er iets mis zou gaan. Ze had zo’n pijn en ik wist niet wat ik moest doen. Ik wilde iemand bellen, maar dat mocht niet van Lian. Het baby’tje was zo klein en glibberig, en ze zat onder de smurrie, en ik was bang dat het te koud voor haar zou zijn in de kerk,’ zei ze, struikelend over haar woorden. Ze beet op haar lip. ‘Daarna heb ik de vieze lakens en al het andere in een vuilniszak gedaan en bij een van de buren in de container gegooid. Er was zo ontzettend veel bloed.’

Het was niet alleen een angstaanjagende ervaring voor Lian geweest. Bijna was ik vergeten dat Melanie ondanks haar stoere voorkomen nog maar een meisje van nauwelijks zestien jaar oud was. Judy nam haar dochter in haar armen en wiegde haar zachtjes heen en weer. ‘Meisje, meisje toch,’ prevelde ze.





23

Voor het huis van Nora en Rik stond een ambulance half op de stoep geparkeerd. De sirene was uit, de zwaailichten stonden aan. De buren keken vanuit de deuropening van hun huizen toe, enkele voetgangers hielden stil en een fietser stapte af om te kijken wat er gaande was. De voordeur was open en ik snelde naar binnen. Michiel zat met zijn hoofd in zijn handen op de bank.

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik.

Het duurde een paar seconden voordat Michiel opkeek en nog een paar seconden voordat het tot hem doordrong wie ik was. Boven hoorde ik zware voetstappen.

‘Lian… Ik had haar al een paar keer geroepen, maar ze reageerde niet. Ik ging haar kamer binnen, maar kreeg haar niet wakker. Ik heb een ambulance gebeld,’ bracht Michiel uit.

Ik wilde naar boven lopen, maar op hetzelfde moment kwamen er twee ambulancebroeders met een brancard naar beneden. Voorzichtig loodsten ze Lian de steile trap af. Ze lag stevig ingepakt, alleen haar gezicht was zichtbaar. Alle kleur was uit haar gezicht weggetrokken en haar ademhaling klonk oppervlakkig.

‘We nemen haar mee,’ zei de voorste man ten overvloede. ‘Bent u familie?’ vroeg hij me.

‘Ik ben haar tante.’

‘Ik wil mee,’ zei Michiel.

‘Jij blijft hier tot je vader of moeder komt,’ bepaalde ik.

De mannen liepen verder en duwden Lian de ambulance in. Een van de verplegers zei dat ik op de passagiersstoel moest gaan zitten. Daarna sloot hij de achterste deuren met een klap. Ik zat nog maar net toen de bestuurder gas gaf. Al rijdende deed ik het portier dicht.

‘Gordel om,’ instrueerde hij. Op zijn kale voorhoofd glom het zweet.

De sirene werd aangezet. Binnen was het geluid nog erger dan buiten en ik vroeg me af hoe de man naast me de concentratie kon opbrengen om te rijden. Door het glas achter me keek ik naar Lian. Met een ernstig gezicht checkte de verpleger een monitor, maar verder deed hij niets. Met een scherpe bocht draaiden we het dorp uit. Ik zocht steun bij het dashboard om niet tegen het portier te vallen.

‘Komt het goed met haar?’ wilde ik weten.

Een antwoord bleef uit, omdat de man naast me al zijn aandacht bij het verkeer nodig had. Daar waar het niet kon, haalde hij toch in. Een tegenligger kwam met hoge snelheid op ons af en ik was ervan overtuigd dat mijn laatste uur had geslagen, maar de verpleger stuurde de ambulance behendig naar rechts, tussen twee auto’s in. Als door een tunnel zag ik hoe mijn handen het dashboard omknelden. Ik besloot niets meer te vragen om hem niet af te leiden.